KTH1F 20 W16 1.S d

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Einen schönen guten Tag KTH1F!

Heute ist Montag den 16. April!

Themen: 

1]     Neue Hausaufgabe

2]    Aufgabe 11 (vor/mitte/hinten)

3]    Mit Aufgabe 11 anfangen.

4]    Hausaufgaben (nachsehen erste Stunde nach dem Urlaub!)

5]    Zusammenfassung der Stunde

Zwischendurch extra Anwesenheitskontrolle

Neue Hausaufgaben

Machen:            Aufgabe 11 Basis (12 Extra) => via ELO Aufgabe, wird benotet!

Lernen:              Lernen Lernbox 3 Seite 128   

Wiederholen:  Lernen Lernbox 1 + 2 + 3 (Seite 127) + Gram. A + B wiederholen

Vor <6:

Lees de opdracht grondig door, bedenk dan per onderdeel of je vragen hebt. We bespreken zo de hele opdracht.

Mitte:

Lees de opdracht grondig door, bedenk per punt of je vragen hebt en welke info/kennis je nodig hebt en waar die te vinden is. Na punt 2 kun je aan het werk gaan(geen vragen!)

Hinten >7,8:

Lees de opdracht, bedenk wat nog onduidelijk is. Stel je vraag en ga dan aan het werk.

Tijdens werktijd,

1 Hinten 5 Min.

2 Mitte/vor 10 Min.

3 Vor noch weitere  Fragen?

1 Basisaufgabe, für alle Gruppen ,Seite hundertacht, Kap. 3 Lek. 3 Auf. 11 lesen + Opgave in de ELO!

Extra uitdaging nodig? Dan kan je opgave 12 erbij doen.

2 Hoe pak je deze opdracht aan?

3 Hoeveel tijd heb je?

4 Waar en welke hulp kun je krijgen?

5 Waarvoor doe je het/wat wordt er met je werk gedaan?

6 Klaar, wat ga je dan doen?

Begrijp je wat je moet doen? 2 opdrachten!

Je hebt deze les en de volgende les de tijd, de rest is huiswerk.

Boek/uitmuntend.de-mijnwoordenboek /docent/de.pons.com/je eigen brein.

Je doet het voor jezelf/een cijfer dat meetelt/om te laten zien wat je kunt.

Misschien een extra uitdaging?

Vor <6:

Lees de opdracht grondig door, bedenk dan per onderdeel of je vragen hebt. We bespreken zo de hele opdracht.

Mitte:

Lees de opdracht grondig door, bedenk per punt of je vragen hebt en welke info/kennis je nodig hebt en waar die te vinden is. Na punt 2 kun je aan het werk, als je dat al kan.

Hinten >7,8:

Lees de opdracht, bedenk wat nog onduidelijk is. Stel je vraag en ga dan aan het werk.

Tijdens werktijd,

1 Hinten 5 Min.

2 Mitte/vor 10 Min.

3 Vor und ander noch Fragen?

1 Basisaufgabe, für alle Gruppen (ELO Aufgabe 1!)

Seite hundertacht, Kapitel 3 Lektion 3 Aufgabe 11 lesen!

+ Extra uitdaging nodig? Dan kan je opgave 12 erbij doen.

2 Hoe pak je deze opdracht aan?

3 Hoeveel tijd heb je?

4 Waar en welke hulp kun je krijgen?

5 Waarvoor doe je het/wat wordt er met je werk gedaan?

6 Klaar, wat ga je dan doen?

Begrijp je wat je moet doen? 2 opdrachten!

Bedenk wat je wilt vertellen in NL, dan vertaal je het naar DE.

Je hebt deze les en de volgende les de tijd, rest is huis-werk. Inleveren 21 april 21.00 uur via ELO opdrachten.

Boek/uitmuntend.de-mijnwoordenboek /docent/de.pons.com/je eigen brein.

Je doet het voor jezelf/een cijfer dat meetelt/om te laten zien wat je kunt.

Misschien een extra uitdaging?

Wat houdt de opdracht precies in?

Hoe pak je deze opdracht aan?

Waarvoor maak je de opdracht/wat wordt ermee gedaan?

Wat heb je precies aan kennis nodig?

Kloktijden

Vakken

Jezelf voorstellen

Cijfers

Werkwoorden vervoegen (inclusief haben en sein)

Persoonlijke voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoorden

Woorden(lijsten)

Wat was het belangrijkste in deze les voor jou? 1 woord of zin!

Hoe was het tempo van de les?

1. te snel
2. te langzaam
3. weet niet
4. goed

Vond je deze les-presentatie fijn?

1. nee
2. misschien
3. ja
4. weet niet

Danke !

Auf Wiedersehen!!!!

Hausaufgaben nachsehen

machen:         L.2 1-8 L.1 11 und L.2 9-11 und L.3 3+6  

                             L.2 Aufgabe 12 + L.3 Aufgabe 4/5/7/10

lernen:              Lernbox 1+ Lernbox 2 + wiederholen Lernbox 1 Kapitel 1

Verben wiederholen

Bij

ich + sein

1. bin
2. bist
3. ist
4. sein

Bij

sie ( 1 pers.) + sein

1. sein
2. seit
3. seid
4. ist

Bij

Sie +sein

1. ist
2. sein
3. sind
4. seid

Bij

wir + sein

1. sein
2. seinen
3. sint
4. sind

Bij

ihr + sein

1. sein
2. seit
3. seid
4. sind

Bij

du + sein

1. seist
2. seinst
3. bin
4. bist