DISK thema 11 taak 2

DISK thema 11 taak 2
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

DISK thema 11 taak 2

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- Vraagwoorden herhalen
- Oefenen
- Filmpje kijken
- DISK taak 2 -> een interview

Slide 2 - Slide

Vraagwoorden

Slide 3 - Mind map

De woordvolgorde in een zin
1. Persoon
2. Werkwoord
3. Extra informatie
Hij
fietst
naar school.

Slide 4 - Slide

De woordvolgorde bij een vraagzin
1. Werkwoord
2. Persoon
3. Extra informatie
Fietst
hij
naar school?

Slide 5 - Slide

De woordvolgorde bij een vraagzin met een vraagwoord
1. Vraagwoord
2. Werkwoord
3. 
Persoon
4. Extra informatie
Wanneer
fietst
hij
naar school?

Slide 6 - Slide

Herhaling: De afspraak
Als de vraagzin begint met een vraagwoord, dan is het tweede woord altijd een werkwoord. Daarna de persoon.
1. Vraagwoord
2. Werkwoord
3. 
Persoon
4. Extra informatie
Wanneer
fietst
hij
naar school?
Waar
koop
jij
kleding?

Slide 7 - Slide

Ik ga woensdag en donderdag naar school.
Maak een vraag bij het antwoord.

Slide 8 - Open question

Vijf leerlingen zitten in de klas.
Maak een vraag bij het antwoord.

Slide 9 - Open question

Ik eet vanmiddag rijst met kip.
Maak een vraag bij het antwoord.

Slide 10 - Open question

Rosa spreekt Nederlands.
Maak een vraag bij het antwoord.

Slide 11 - Open question

Vraagsoorten
Er bestaan verschillende soorten vragen:

Open vragen:
Nodigen uit tot het geven van informatie. Beginnen vaak met wie, wat, waar, wanneer, waarom of hoe.
Voorbeeld: Hoe gaat het met je?

Gesloten vragen:
Deze vragen nodigen niet uit tot het geven van (veel) informatie. Je kunt ze beantwoorden door alleen 'ja' of 'nee' te zeggen. 
Voorbeeld: Vind je vakantie leuk?

Ook bestaan er gesloten vragen waarbij er verschillende antwoordmogelijkheden worden voorgesteld in de vraag. 
Voorbeeld: Hou je meer van kaas of van worst?

Slide 12 - Slide

Wat is een interview?
Een interview is een vraaggesprek.
1 iemand stelt vragen (de interviewer), de ander geeft antwoord op de vragen.

We gaan een stukje van een interview kijken.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Hoe oud is Noa?
... jaar

Slide 15 - Open question

Wie is de interviewer?
Noa of de man?

Slide 16 - Open question

Taak 2
Maak de opdrachten op het werkblad.
Klaar? DISK lezen op 1F -> thema 11
Niet klaar? Woensdag inleveren bij mij. 

Slide 17 - Slide