Joyce heeft een lampenwinkel. Haar omzet in november dit jaar is € 22.000,- In dezelfde maand vorig jaar was dat € 20.000,- Wat is er veranderd aan de omzet?
A
De omzet is gestegen met
€ 22.000,-
B
De omzet is gestegen met
€ 2.000,- De omzet is gedaald met
€ 2.000,-
C
De omzet is gedaald met € 2.000,-
D
De omzet is gedaald met € 20.000,-
1 / 37
next
Slide 1: Quiz
Middelbare school
This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Joyce heeft een lampenwinkel. Haar omzet in november dit jaar is € 22.000,- In dezelfde maand vorig jaar was dat € 20.000,- Wat is er veranderd aan de omzet?
A
De omzet is gestegen met
€ 22.000,-
B
De omzet is gestegen met
€ 2.000,- De omzet is gedaald met
€ 2.000,-
C
De omzet is gedaald met € 2.000,-
D
De omzet is gedaald met € 20.000,-
Slide 1 - Quiz
Alles wat een bedrijf doet om meer te verkopen noem je ..
A
Promotie
B
Reclame
C
Adverteren
D
Marketing
Slide 2 - Quiz
De 4P's worden ook wel de ... genoemd.
A
Marketing hulpmiddelen
B
Marketing instrumenten
C
Marketing
groepering
D
Marketing
gereedschap
Slide 3 - Quiz
De formule (Nieuw- Oud) / Oud x 100 gebruik ik bij ...
A
procenten omrekenen naar bedragen of aantallen
B
procentuele veranderingen
Slide 4 - Quiz
Welke P van marketing is dit:
A
Plaatsbeleid
B
Prijsbeleid
C
Productbeleid
D
Promotiebeleid
Slide 5 - Quiz
Om welke P van marketing gaat het? Er zijn veel boetiekjes in een stadswinkelcentrum.
A
Prijs
B
Product
C
Plaats
D
Promotie
Slide 6 - Quiz
Krijn heeft een bloemenwinkel. Zijn omzet was vorig jaar €250.000,- Dit jaar stijgt zijn omzet met €50.000,- Zijn omzet stijgt dit jaar met.
A
25%
B
20%
C
5%
D
6%
Slide 7 - Quiz
De instrumenten van marketing zijn
A
Prijs, plaats, promotie en product
B
Prijs, garantie, service en verpakking
C
Prijs, promotie, merchandising en plaats
D
Prijs, garantie, merk en verpakking
Slide 8 - Quiz
Procenten rond ik af op..
A
1 decimaal
B
2 decimalen
C
gehele getallen
D
3 decimalen
Slide 9 - Quiz
Hoe bereken je de omzet?
A
Afzet - verkoopprijs
B
Winst x omzet
C
Afzet x verkoopprijs
D
Omzet - winst
Slide 10 - Quiz
Het assortiment speelt een belangrijke rol in de marketingstrategie van Action. Tot welk onderdeel van de marketing behoort het assortiment?
Fred is eigenaar van een groente- en fruitwinkel. Fred zal zich moeten onderscheiden van de supermarkt. Hij gaat zich richten op: deskundig advies, persoonlijke service, kwaliteit en een ruim assortiment. Op welke p van de marketing gaat hij zich dan richten?
A
plaatsbeleid
B
prijsbeleid
C
productbeleid
D
promotiebeleid
Slide 13 - Quiz
Geld rond ik af op..
A
1 decimaal
B
2 decimalen
C
gehele getallen
D
3 decimalen
Slide 14 - Quiz
Wat is een ander woord voor grondstof?
A
Eindproduct
B
Beginproduct
C
Katoen
D
Producent
Slide 15 - Quiz
Het totaal aan bewerkingen die het product ondergaat van grondstof tot eindproduct noemen we:
A
Produceren
B
Productie
C
Bedrijven
D
Bedrijfskolom
Slide 16 - Quiz
De uitgaven zijn € 194,50 Het inkomen is € 431,40 Bereken hoeveel procent er is uitgegeven
A
45,1%
B
45,0%
C
45,2%
D
45,08%
Slide 17 - Quiz
In 2018 waren er 12 apen in de dierentuin. In 2014 waren het er 8. Wat is de groei in procenten?
A
25%
B
50%
C
75%
D
150%
Slide 18 - Quiz
De dieselprijs per liter is in een week tijd gestegen van € 1,32 naar € 1,40.
Hoeveel is de dieselprijs gestegen in procenten?
A
5,3%
B
7,8%
C
6,1%
D
8,4%
Slide 19 - Quiz
Een broek was €40,- en is nu in de aanbieding voor €35,- De broek is nu ...
A
14,3% duurder
B
14,3% goedkoper
C
12,5% duurder
D
12,5% goedkoper
Slide 20 - Quiz
Maria verdient € 100,-, hiervan geeft zij € 30,- uit aan kleren. Als je wilt weten hoeveel % dit is dan doe je
A
(nieuw-oud)/oud x100%
B
deel / geheel x 100%
Slide 21 - Quiz
Welke omschrijving past het beste bij de bedrijfskolom?
A
De bewerkingen aan een product van grondstof tot eindproduct
B
Het maken van goederen, of het leveren van diensten
C
Het aanschaffen van kapitaalgoederen, machines en computers, voor de productie
D
De bedrijven die voorkomen op de productieweg van een bepaald product
Slide 22 - Quiz
Is dit een bedrijfskolom of productieweg?
A
Productieweg
B
Bedrijfskolom
Slide 23 - Quiz
Stelling: De consument behoort tot de bedrijfskolom
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quiz
De prijs van producten is na elk bedrijf in de bedrijfskolom .....
A
hoger
B
lager
Slide 25 - Quiz
Wat is juist?
A
omzet - verkoopwaarde = nettowinst
B
omzet - inkoopwaarde
= nettowinst
C
omzet - bedrijfskosten = nettowinst
D
omzet - inkoopwaarde
= brutowinst
Slide 26 - Quiz
Brutowinst bereken je door........
A
afzet - inkoopwaarde
B
omzet - bedrijfskosten
C
omzet - afzet
D
omzet - inkoopwaarde
Slide 27 - Quiz
Hoe bereken je de nettowinst?
A
omzet - bedrijfskosten
B
brutowinst - bedrijfskosten
C
omzet - brutowinst
D
omzet - brutowinst - bedrijfskosten
Slide 28 - Quiz
Wat zijn bedrijfskosten?
A
Afzet
B
Omzet
C
Kosten als huur en loonkosten
D
Kosten als omzet en derving
Slide 29 - Quiz
Afzet is:
A
Omzet - brutowinst
B
Het geld dat je krijgt
C
Het aantal verkochte producten
D
Nettowinst - omzet
Slide 30 - Quiz
Een ander woord voor inkoopwaarde =
A
Omzet
B
Inkoopprijs
C
Brutowinst
D
Bedrijfskosten
Slide 31 - Quiz
Bloemist Janssen verkoopt 200 bossen bloemen per week. Een bosje bloemen kost €20,-
A
Omzet is 200:€20,-=10
B
Omzet is €20,-
C
Omzet is 200
D
Omzet is 200x€20,- = €4.000,-
Slide 32 - Quiz
Somaya heeft een speelgoed winkel. Vorig jaar was haar omzet 400.000 euro volgend jaar verwacht ze een omzet van 420.000 euro met hoeveel % is de omzet gestegen.
A
95%
B
10%
C
105%
D
5%
Slide 33 - Quiz
Een woonwinkel heeft € 85.000,- omzet in een periode. Deze omzet is bereikt dankzij een succesvolle reclamecampagne. De reclamekosten horen bij de
A
bedrijfskosten
B
inkoopwaarde
C
brutowinst
D
nettowinst
Slide 34 - Quiz
Firma Janssen b.v. verkoopt 500 elektrische fietsen per jaar. Iedere fiets kost €1.000,-
A
Omzet is 500 fietsen
B
Afzet is 500 fietsen
C
Omzet is €1.000,-
D
Afzet is 1.000,-
Slide 35 - Quiz
Stel de omzet is € 20.000,-. De inkoopwaarde van de omzet is € 12.500,- De bedrijfskosten zijn € 5.000,- De nettowinst is:
A
€ 20.000,-
B
€ 12.500,-
C
€ 2.500,-
D
€ 7.500,-
Slide 36 - Quiz
Wat bereken je met de formule: afzet x verkoopprijs?