Uitleg examens lezen/luisteren + schrijven

Welkom!
Vandaag en morgen:
uitleg over en oefenen met examens lezen/luisteren + schrijven

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Vandaag en morgen:
uitleg over en oefenen met examens lezen/luisteren + schrijven

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Examens:
CE NL: 20 mei tot en met 2 juni

TOA NL Schrijven: 24 juni tot en met 5 juli

Voor beide: inschrijven!! (houd je mail dus in de gaten)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Examen lezen/luisteren

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Examen schrijven
Het examen schrijven bestaat doorgaans uit twee teksten van ongeveer 200 en 400 woorden. Het is van tevoren niet bekend wat voor soort schrijfopdrachten je krijgt. Vaak is er wel een zakelijke e-mail bij, maar dat weet niemand vooraf.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Mogelijke teksten:
Formele brief/e-mail
Artikel/betoog/recensie/verslag
Instructie

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Formele e-mail:
- Duidelijk onderwerp
- Nette aanhef
-  Gebruik passende taal
- Gebruik alinea's
- Benoem toegevoegde bijlagen
- Zorg voor een correcte afsluiting

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Let op de indeling:

In de inleiding benoem je het onderwerp van de mail. Waarom schrijf je?
In de kern werk je je mail verder uit. Per deelonderwerp één alinea!
In het slot benoem je nogmaals wat je verwachting is, en geef je eventueel een korte samenvatting. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Taalgebruik:
Let op 'u'.
Lees je brief/mail altijd (ALTIJD!) nog een keer door voordat het het inlevert. Check of alle zinnen goed lopen en of er niet toch een ongezien spelfoutje instaat.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Nu: maak de schrijfopdracht

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Welkom!
Vandaag: algemene voorbereiding examen lezen/luisteren


Volgende week woensdag: neem je oordopjes mee! 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Vandaag: leesvaardigheid

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Het Centraal Examen lezen en luisteren 3F
  • Je krijgt 120 minuten de tijd.
  • Je maakt het examen op de computer.
  • Je krijgt één totaalcijfer voor lezen en luisteren (= 50% van je eindcijfer)
  • 50 à 60 meerkeuzevragen.
  • Je mag deze hulpmiddelen gebruiken:
    - Pen en papier

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Soorten examenvragen
  1. De meeste vragen testen of je begrijpt waar een tekst of fragment over gaat, of je hoofd- en bijzaken kunt onderscheiden, of de inhoud betrouwbaar is, enz.

  2. Af en toe krijg je een vraag over de betekenis van een woord of een zin.

Voorbeeldvraag over betekenis woord / zin

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Vragen over onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp - waar gaat de tekst over in een of enkele woorden?

Hoofdgedachte - wat wordt er in één zin over dat onderwerp gezegd in de tekst ? (Ook wel: de kortst mogelijke samenvatting van de tekst)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Vragen over tekstrelaties
Tekstverbanden
Wat voor een verband hebben twee of meerdere alinea's met elkaar?

Signaalwoorden
Woorden die een signaaltje afgeven waaraan je het tekstverband kunt herkennen.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Vragen over de functie van een tekstdeel
Bijvoorbeeld:
  1. Wat is de functie van de eerste vetgedrukte alinea?
  2. Wat is de bedoeling van het tekstdeel in het kader?

Let op:
  • De inhoud van de tekst
  • De plaats van een tekstdeel (inleiding / slot)
  • De vormgeving en manier van presenteren

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Het onderwerp van een tekst....
De hoofdgedachte van een tekst....
is waar de tekst over gaat
is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp duidelijk wil maken
vind je in de titel en/of de inleiding
vind je in de titel, de inleiding, de kern en/of het slot
bestaat uit een of enkele woorden
bestaat uit een hele zin

Slide 17 - Drag question

Onderwerp en hoofdgedachte zijn al behandeld bij bouwsteen 2. Deze sleepvraag even als opfrisser.

Tekstsoorten en -doelen
- Informatieve teksten - Informeren
- Instructieve teksten - Instrueren
- Betogende teksten - Overtuigen
- Activerende teksten - Overtuigen en activeren

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Informatieve tekst
betogende tekst
vooral feiten
brochure
overtuigen
informeren
vooral mening
standpunt onderbouwen

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions





Wat is een tekstverband?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions


 Wat is een voorbeeld van een  
 tekstverband?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Tekstverbanden en signaalwoorden
oorzaak-gevolg
middel-doel
reden
tegen-stelling
voorbeeld
doordat
want
Zo
daarmee
namelijk
echter
zodat
om te...
bijvoorbeeld

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Kies de juiste leesstrategie
Globaal
Gericht/
zoekend
Intensief
Verkennend / oriënterend
Bruikbaar voor mijn verslag?
Wat is de bron?
Hoofdzaken & bijzaken  onderscheiden
Onderwerp tekst bepalen
Specifiek antwoord op een vraag
Keuze telefoon, je wilt er één met de beste opslagcapaciteiten
Leren voor een toets
Alles willen begrijpen

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

Tips
  • allemaal meerkeuzevragen
  • lees de vraag en alle antwoordopties voordat je iets invult
  • bedenk welke antwoorden zeker fout zijn
  • controleer of je alle vragen beantwoord hebt
  • Weet je het antwoord niet zeker? Schrijf vraag op en laat liggen voor later. 
  • ben goed uitgerust

Slide 24 - Slide

  • Door eerst de vraag en antwoordmogelijkheden te lezen, weet je wat de mogelijkheden zijn. Zo kun je gericht lezen/luisteren en lees/hoor je het juiste antwoord sneller. 
  • Als je denkt het antwoord te weten zonder de tekst te lezen, toch vraag en tekst lezen! Ook als je denkt het juiste antwoord te hebben gevonden, de andere antwoorden nog nalezen. 
Tips
  •  Zoek naar synoniemen
  • Goed lezen
  • Kritisch zijn in het vergelijken van de antwoorden met de (gesproken) tekst.
  • Kijk ook goed naar wat er wordt gevraagd
    - Onderwerp is wat anders dan de aanleiding

Slide 25 - Slide

  • Door eerst de vraag en antwoordmogelijkheden te lezen, weet je wat de mogelijkheden zijn. Zo kun je gericht lezen/luisteren en lees/hoor je het juiste antwoord sneller. 
  • Als je denkt het antwoord te weten zonder de tekst te lezen, toch vraag en tekst lezen! Ook als je denkt het juiste antwoord te hebben gevonden, de andere antwoorden nog nalezen.