De Klimaatzones van de Wereld

De Klimaatzones van de Wereld

Leerdoel

Aan het einde van deze les kun je de verschillende klimaatzones op aarde benoemen en beschrijven.

Wat weet je al over klimaatzones?

Klimaatzones

Er zijn 5 verschillende klimaatzones op aarde: tropisch, droog, gematigd, continentaal en polair.

Tropisch klimaat

Het tropische klimaat komt voor in de buurt van de evenaar en is het hele jaar door warm en vochtig.

Droog klimaat

Het droge klimaat komt voor in gebieden waar weinig regen valt, zoals woestijnen.

Gematigd klimaat

Het gematigde klimaat komt voor in gebieden met vier seizoenen en een gematigde temperatuur.

Continentaal klimaat

Het continentaal klimaat komt voor in gebieden waar de temperatuur sterk varieert tussen zomer en winter.

Polair klimaat

Het polaire klimaat komt voor in de buurt van de polen en is het hele jaar door erg koud.

Klimaatverandering

Klimaatverandering heeft invloed op de klimaatzones van de wereld en zorgt voor veranderingen in het weer.

Opdracht

Maak groepjes van 4 en kies een klimaatzone. Maak een poster over deze klimaatzone en presenteer het aan de klas.

Tropisch klimaat

Het tropische klimaat komt voor in de buurt van de evenaar en is het hele jaar door warm en vochtig.

Droog klimaat

Het droge klimaat komt voor in gebieden waar weinig regen valt, zoals woestijnen.

Gematigd klimaat

Het gematigde klimaat komt voor in gebieden met vier seizoenen en een gematigde temperatuur.

Continentaal klimaat

Het continentaal klimaat komt voor in gebieden waar de temperatuur sterk varieert tussen zomer en winter.

Polair klimaat

Het polaire klimaat komt voor in de buurt van de polen en is het hele jaar door erg koud.

Presentaties

De groepjes presenteren hun posters aan de klas.

Reflectie

Wat heb je geleerd over de klimaatzones van de wereld?

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.