AK - Systeem Aarde 7.3 - Klimaat en klimaatfactoren

   Systeem Aarde - 7
Weer en klimaat




7.1  - Zonnestelsel en aarde
7.2  - Het weer en neerslag
7.3  - Klimaat zones en en klimaatfactoren
1 / 23
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

   Systeem Aarde - 7
Weer en klimaat




7.1  - Zonnestelsel en aarde
7.2  - Het weer en neerslag
7.3  - Klimaat zones en en klimaatfactoren

Slide 1 - Slide

7.3 - Klimaat en klimaatfactoren
Aan het einde van de les kan je:
  • Het begrip klimaatzone beschrijven.
  • De vier klimaatzones noemen.
  • Aangeven in welke volgorde je klimaatzones tegenkomt als je van de evenaar naar een van de polen reist.






Slide 2 - Slide

Weet je het nog? Noem 4 factoren die te maken hebben met het weer.

Slide 3 - Mind map

Weer en klimaat
Als je het over het weer hebt, heb je het bijvoorbeeld over de temperatuur, de neerslag, luchtdruk en de wind op een bepaalde plaats.

Het klimaat is niet hetzelfde als het weer. Weer en klimaat hebben wel met elkaar te maken.
Het klimaat is het gemiddelde weer in een gebied over een langere periode.







Slide 4 - Slide

Klimaatzones
Er worden vaak vier grotere klimaatzones onderscheiden:


  • Tropische klimaatzone
  • Droge klimaatzone
  • Gematigde klimaatzone
  • Koude klimaatzone

De klimaatzones zijn niet scherp afgebakend, maar lopen in elkaar over.





Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Tropische klimaatzone
In het gebied rond de evenaar heerst een tropisch klimaat. De gemiddelde temperatuur bedraagt het hele jaar tussen de 25º en 30ºC. In de tropische gebieden zijn de levensomstandigheden voor veel dieren en planten ideaal. 

In de tropische klimaatzone leven 50% van alle planten- en dierensoorten die op de wereld voorkomen.







Tropische klimaatzone
Roze gebied = tropische klimaatzone

Slide 7 - Slide

Tropische klimaatzone
Tropisch klimaat is eigenlijk een verzamelnaam voor meerdere klimaten. Het regenwoudklimaat en het savanneklimaat zijn voorbeelden van tropische klimaten. In de tropische regenwouden regent het het hele jaar door.

Gebieden met een savanneklimaat kennen een droog seizoen en een nat seizoen.
Een savanne is een graslandschap met verspreid voorkomende bomengroei. 







Slide 8 - Slide

Droge klimaatzone
Rond de 30º NB en 30º ZB vind je de droge klimaatzone.

Het droge klimaat veroorzaakt vaak woestijnen. Grote woestijnen komen voor in Afrika, Zuidwest-Azië en Australië.
Onder de droge klimaten vallen het steppeklimaat en het woestijnklimaat.
Droge klimaat zone
Geel gebied = woestijn
Bruin gebied = savanne gebied met droog klimaat

Slide 9 - Slide

Droge klimaatzone
Kenmerkend voor een woestijn zijn:
  • Weinig regen (minder dan 250 mm per jaar).
  • Grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht.
  • Weinig begroeiing, voornamelijk sterke planten die lang zonder water kunnen.
  • Grond is droog, onvruchtbaar en bestaat veelal uit zand en rotsen.
  • Een oase, plek in de woestijn met toegang tot water.
  • Een wadi, rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding een gedeelte van het jaar droog valt.

Wanneer de periodes van droogte toenemen kan het voorkomen dat een woestijn zich uitbreidt, dit wordt verwoestijning genoemd.

Slide 10 - Slide

Gematigde klimaatzone
Gebieden met een gematigd klimaat kennen vier duidelijke seizoenen: lente, zomer, herfst en winter.

In de gematigde klimaatzone komen weinig extreme temperatuur- of weersomstandigheden voor. Wel is er een duidelijke invloed van de zee merkbaar.















Gematigde zone
Donkergroen gebied: Gematigde zone zonder droog seizoen
Middengroen gebied: Gematigde zone met droge winter
Lichtgroen gebied: Gematigde zone met droge zomer

Slide 11 - Slide

Gematigde klimaatzone
Gebieden die dicht bij de zee liggen hebben vaak minder strenge winters en minder hete zomers (zeeklimaat).

In gebieden die meer landinwaarts liggen, zijn er koudere winters en zijn de temperaturen zomers gemiddeld hoger (landklimaat).



























Slide 12 - Slide

Koude klimaatzone
De koude klimaatzones bevinden zich in de buurt van de polen. Je spreekt dan ook wel van een poolklimaat.
Op het noordelijk halfrond bevindt het land om de Noordelijke IJszee zich in deze zone.
Op het zuidelijk halfrond bevindt Antarctica zich in de koude klimaatzone.

















Koude klimaat zone
Df: landklimaat of continentaal klimaat; met neerslag gedurende het hele jaar
Dw: landklimaat of continentaal klimaat; met droge winters
Ds: landklimaat of continentaal klimaat; met droge zomers

Slide 13 - Slide

Koude klimaatzone
Het koude klimaat wordt gekenmerkt door extreme kou en wind en heel weinig neerslag. Het is zo koud in de poolstreken omdat de zon nooit hoog aan de hemel staat, ook niet in de zomer.

Op de Zuidpool is de gemiddelde temperatuur in januari, de warmste maand, -29 ºC. In juli, de koudste maand, is dat -60 ºC. Door de ijzige wind voelt de temperatuur nog lager aan.
Op de Noordpool is het minder koud, de gemiddelde temperatuur is 's winters -30 ºC.
In de zomer bevindt de temperatuur zich net onder het vriespunt en smelt het ijs langzaam.
Het hooggebergteklimaat, het toendraklimaat en het sneeuwklimaat zijn voorbeelden van poolklimaten.





























Slide 14 - Slide

Klimaat verschillen
Op de polen is het kouder dan bij de evenaar.
Dat komt door de manier waarop de zon de aarde verwarmt.
Hoe ver een gebied van de evenaar ligt, geef je aan met de breedteligging. De breedteligging is de afstand van een gebied tot aan de evenaar in graden gemeten.
Maar niet alleen de afstand tot de evenaar bepaalt het klimaat in een gebied.


































Slide 15 - Slide

Klimaat verschillen
Ook van invloed zijn:
  • De ligging in de buurt van een zee/oceaan.
  • Oceaanstromingen.
  • De hoogte boven het zeeniveau.
  • De aanwezigheid van bergen.

































Slide 16 - Slide

Invloed van de zee/oceaan
De ligging in de buurt van een oceaan of zee heeft invloed op het klimaat in het gebied. Oceanen zorgen voor mildere temperaturen en voor minder grote veranderingen in temperaturen.

Het verschil in wintertemperatuur en zomertemperatuur van het water in de oceaan is veel kleiner dan het temperatuur-verschil op land. Dit kleinere temperatuurverschil zorgt ervoor dat in de gebieden die dicht bij zee liggen de temperatuur-verschillen minder groot zijn dan in gebieden die verder landinwaarts liggen.

Een aflandige wind is een wind die vanaf het land komt en naar de zee toewaait.
Een aanlandige wind waait vanaf de zee naar de kust.

































Slide 17 - Slide

Oceaanstromingen


Oceaanstromingen of zeestromingen kunnen warm en koud water verplaatsen over grote afstanden. Deze stromingen hebben invloed op het klimaat. De Noord-Atlantische Golfstroom die van de evenaar langs Noord-Amerika en Engeland warm water aanvoert, verzacht de winters in Noord Europa.


































Slide 18 - Slide

Hoogte boven zeeniveau (reliëf)

In hoger gelegen gebieden is het kouder dan in lager gelegen gebieden. Dat komt doordat lucht afkoelt als ze opstijgt.

De sneeuwgrens is de hoogte boven zeeniveau waarboven gedurende het gehele jaar sneeuw blijft liggen.

De boomgrens is de hoogte boven zeeniveau waarboven geen bomen meer voorkomen.


































Slide 19 - Slide

Bergen
Als lucht langs een berg opstijgt daalt de temperatuur van de lucht en worden er wolken gevormd. Het gevolg is vaak dat het gaat regenen.

Het klimaat aan de kant van de berg waar de wind vandaan komt, de loefzijde, is vaak natter en kouder dan het klimaat aan de andere kant (de regenschaduwkant, de lijzijde).


































Slide 20 - Slide

Systeem van Köppen
Meer uitleg: op Wikipedia
Ga niet alle afkortingen van buiten leren!

Klimaat indeling
- temperatuur en neerslag
- neerslagverdeling gedurende een jaar
- temperatuurverschillen
(- vegetatie)





































Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Aan de slag

Slide 23 - Slide