Werkwoorden in de tegenwoordige tijd 5

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

Werkwoorden in de tegenwoordige tijd

deel 5.

Schrijf de ik-vorm (stam) van het werkwoord "regelen".

Schrijf de ik-vorm (stam) van het werkwoord "breken".

Schrijf de ik-vorm (stam) van het werkwoord "lopen".

Schrijf de ik-vorm (stam) van het werkwoord "zwaaien".

Schrijf de ik-vorm (stam) van het werkwoord "leven".

Schrijf de ik-vorm (stam) van het werkwoord "sturen".

Welke zin(nen) staan in de tegenwoordige tijd?

1. Mark blijft vandaag thuis.
2. Het eten wordt opgegeten door Bello.
3. Wanneer werd hij gevangen?
4. Het is mooi weer in Nederland.

Welke werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd?

1. Zwemmen
2. Verdwalen
3. Fietsten
4. Kneedden

Wat zijn de 4 stappen om een werkwoord TT goed te schrijven?

Stappen

1. Lees de zin.

2. Zoek het onderwerp.

4. Zet de stappen in het schema en controleer.

3.Is het onderwerp enkelvoud of meervoud?

Zijn jullie er klaar voor?!

Wat is het onderwerp?
Juf Anne gaat met meester Mari wandelen op de dijk.

1. meester Mari
2. op de dijk
3. gaat
4. Juf Anne

Is het onderwerp enkelvoud of meervoud?

De school gaat maandag 8 juni helemaal open.

1. Enkelvoud
2. Meervoud

rekenen (TT)
De jongen.................de som foutloos uit.

beven (TT)
De arme kleuter................als een rietje.

breken (TT)
Voorzichtig! Straks................dat kopje nog!

staren (TT)
Het verliefde meisje...........uit het raam.

Sporten (TT)
...................jij al lang bij deze club?

fietsen (TT)
De kinderen...............keurig op de straat.

GOED GEOEFEND!!!!