Spelling - Samenstellingen

Spelling
Aan elkaar of los
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spelling
Aan elkaar of los

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van deze les weet je wanneer je een woord aan elkaar moet schrijven.

Aan het eind van de les weet je wanneer je een tussen-n schrijft en wanneer niet.

Slide 2 - Slide

Samenstellingen
Een samenstelling is een woord dat is 
gemaakt uit twee woorden. 

Deze twee woorden betekenen zelf, 
los van elkaar, ook iets.

tuin + hek = tuinhek

Slide 3 - Slide

Aan elkaar of los?
    Waarom schrijf je samenstellingen aan elkaar?


         Samen krijgen de woorden een nieuwe betekenis. 

Slide 4 - Slide

Samenstellingen

Samenstellingen schrijf je aan elkaar.

hond + hok = hondenhok
groente + soep = groentesoep

Wanneer komt er een N tussen en wanneer niet?

Slide 5 - Slide

Samenstellingen
In een samenstelling schrijf je een    N     tussen 
de twee woorden wanneer:

Het gaat om 2 zelfstandige naamwoorden
waarvan het eerste woord een meervoud heeft op   N

Slide 6 - Slide

Samenstellingen
pan + koek = pannenkoek  (1 pan --> 2 pannen)

beer + vel = berenvel (1 beer --> 2 beren)

bril + koker = brillenkoker (1 bril --> 2 brillen)

muis + keutel = muizenkeutel (1 muis --> 2 muizen)

Slide 7 - Slide

Samenstellingen
MAAR:

beer + sterk = beresterk (sterk is nl. geen ZN)

zon + stelsel = zonnestelsel (want er is maar 1 zon)

groente + soep = groentesoep (want groentes / groenten)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Welk van deze woorden is fout gespeld?
A
tandenborstel
B
viezeluier
C
ringvinger
D
schoenveter

Slide 16 - Quiz

Welk van deze woorden is fout gespeld?
A
rondrennen
B
vingerverven
C
muziekmaken
D
stofzuigen

Slide 17 - Quiz

Welk van deze woorden is fout gespeld?
A
fijngestampt
B
goededoelenactie
C
inhalen
D
doormiddelvan

Slide 18 - Quiz

Aan de slag:
 Zie opdracht in Teams

Slide 19 - Slide