2vwo

Deze les
  •  Bijwoordelijke bepaling
  • Voorzetselvoorwerp
  • Bijstelling
  • Bijvoeglijke bepaling
  • Kahoot
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Deze les
  •  Bijwoordelijke bepaling
  • Voorzetselvoorwerp
  • Bijstelling
  • Bijvoeglijke bepaling
  • Kahoot

Slide 1 - Slide

Volgorde zinsontleding
  1.  Persoonsvorm 
  2. Onderwerp 
  3. Gezegde
  4. Lijdend voorwerp
  5. Meewerkend voorwerp
  6. Bijwoordelijke bepaling 
  7. Voorzetselvoorwerp
  8. Bijstelling 
  9. Bijvoeglijke bepaling

Slide 2 - Slide

Bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Slide

Voorzetselvoorwerp

Slide 4 - Slide

Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Bijstelling 
  • De bijstelling is een stukje zin dat extra uitleg geeft bij iets dat genoemd wordt. 
  • De bijstelling staat ALTIJD tussen komma’s.
  • Bijstelling is geen volledige zin (geen gezegde).

Slide 6 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
  • Een bijvoeglijke bepaling is geen apart zinsdeel maar een deel van een zinsdeel. 
  • Het zegt altijd iets over een zelfstandig naamwoord.
  • Het staat vóór of achter het zn. waar het informatie over geeft.
  • Bijvoeglijke bepaling kun je vinden binnen elk zinsdeel, behalve in het wwg.


- De zelfverzekerde bokser | geeft | zijn jongere      tegenstander | een dreun van jewelste.

Slide 7 - Slide

 Verschil bvb en de bijstelling

Het verschil met een bijvoeglijke bepaling is dat:

- een bijstelling direct achter het zelfstandig naamwoord staat,
- een bijstelling nooit een werkwoordsvorm bevat,
- en daarbij staat een bijstelling vrijwel altijd tussen komma's.

Slide 8 - Slide

Wij voetbalden vroeger altijd (op straat).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
bijvoeglijke bepaling

Slide 9 - Quiz

Bijstelling of bijvoeglijke bepaling?

Sander, de bekende volleybalspeler, heeft zijn knie verdraaid.

A
Bijstelling
B
Bijvoeglijke bepaling

Slide 10 - Quiz

Een goede juwelier werkt PRECIES.

A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 11 - Quiz

Je kunt [dan] goed uitrusten van de vele vermoeienissen
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
bijvoeglijke bepaling
D
bijstelling

Slide 12 - Quiz

Bijstelling of bijvoeglijke bepaling?

De hond van de buren heeft zes kleine puppy's.

A
Bijstelling
B
Bijvoeglijke bepaling

Slide 13 - Quiz

Hij hangt erg (aan zijn moeder).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
bijvoeglijke bepaling

Slide 14 - Quiz

"Mijn vriend gaf me tijdens de wandeling een knuffel." Benoem de zinsdelen.

Slide 15 - Open question

"Pieter, onze buurjongen, zat uren op de bank een spelletje te spelen." Benoem de zinsdelen.

Slide 16 - Open question

"Tijdens de uitwisseling in Denemarken heb ik mijn telefoon aan mijn broer gegeven." Benoem de zinsdelen

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide