This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Lesdoelen:
- je kunt de onderdelen van het verteringsstelsel benoemen
-je kunt darmperistaltiek beschrijven
- je weet waar verteringssappen voor dienen
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
35 quizvragen
Slide 8 - Slide
Slokdarm
Lever
Dikke darm
Galblaas
Maag
Alvleesklier
Dunne darm
Anus
Appendix
Slide 9 - Drag question
Welke voedingsstoffen moeten worden verteerd?
A
Vitaminen, eiwitten, koolhydraten
B
Vetten, koolhydraten, mineralen
C
Eiwitten, vetten, koolhydraten
D
Koolhydraten, vitamine, mineralen
Slide 10 - Quiz
De peristaltische bewegingen vinden plaats in ....... kies het beste antwoord
A
de mond, de dikke darm
B
de darmen, de maag en de slokdarm
C
de maag en de
slokdarm
D
de mond en de maag
Slide 11 - Quiz
Wat is de functie van peristaltiek?
A
Het kneden van verteringssappen en de voedselbrij
B
Het voortduwen van de voedselbrij
C
Beide
D
Geen van beide
Slide 12 - Quiz
Welke spieren zijn betrokken bij de peristaltiek?
A
Lengtespieren
B
Kringspieren
C
Beide
D
Geen van beide
Slide 13 - Quiz
Welk orgaan doet NIET aan peristaltiek?
A
maag
B
slokdarm
C
dunne darm
D
lever
Slide 14 - Quiz
In de afbeelding is de peristaltiek in een deel van het darmkanaal schematisch getekend. Zijn op plaats 1 de kringspieren in de wand van het darmkanaal ontspannen of samengetrokken? En hoe zit het op die plaats met de lengtespieren?
A
De kringspieren en de lengtespieren zijn allebei ontspannen.
B
De kringspieren zijn ontspannen en de lengtespieren zijn samengetrokken.
C
De kringspieren zijn samengetrokken en de lengtespieren zijn ontspannen.
D
De kringspieren en de lengtespieren zijn allebei samengetrokken.
Slide 15 - Quiz
Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, mondholte, maag
Slide 16 - Quiz
MAAG
LEVER
DUNNE DARM
DIKKE
DARM
TWAALF
VINGERIGE
DARM
SPEEKSEL
-productie zoutzuur
-enzym verteerd eiwit voor een deel
-Groot oppervlak
-enzymen verteren eiwitten & koolhydraten
-opname voedingsstoffen in het bloed
Maakt gal wat vetten kleiner maakt
Bevat enzym wat zetmeel verteerd
-onttrekt water uit voedselbrij
-opname water in bloed
Hier mengen gal & alvleessap met de voedselbrij
Slide 17 - Drag question
Wat is de volgorde van het verteringsstelsel?
A
mond, maag, 12v- darm, dunne darm
B
mond, 12v- darm, dunne darm
C
mond, dunne darm,
12v- darm, maag
Slide 18 - Quiz
Welke voedingsmiddelen horen bij de beschermende stoffen?
A
Eiwitten en vetten
B
Koolhydraten en mineralen
C
Mineralen en vitamines
D
Vitamines en vetten
Slide 19 - Quiz
Voedingsmiddelen zijn de bruikbare bestanddelen van voedingsstoffen.
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quiz
Gist is een eencellige schimmel.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
Zijn vitaminen een voedingsmiddel of voedingsstof?
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof
Slide 22 - Quiz
Welke voedingsmiddelen horen bij de bouwstoffen?
A
Eiwitten en koolhydraten
B
Eiwitten, koolhydraten en vetten
C
Eiwitten, koolhydraten, vetten en water
D
Eiwitten, koolhydraten, vetten, water, mineralen en vitamines
Slide 23 - Quiz
In welke voedingsmiddelen zitten vooral veel koolhydraten?
A
B
C
D
Slide 24 - Quiz
Welke methode van conserveren is gebruikt bij het voedingsmiddel van de afbeelding?
A
Het toevoegen van additieven.
B
Het branden en daarna vacuüm verpakken
C
Drogen.
Slide 25 - Quiz
Zijn koolhydraten een voedingsmiddel of voedingsstof?
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof
Slide 26 - Quiz
Is een appel een voedingsmiddel of voedingsstof?
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof
Slide 27 - Quiz
In de afbeelding is een voedingsmiddel weergegeven
A
juist
B
onjuist
Slide 28 - Quiz
Een voedingsmiddel is zetmeel
A
Juist
B
Onjuist
Slide 29 - Quiz
Is kaas een voedingsmiddel?
A
ja
B
nee
Slide 30 - Quiz
Wat hoort er bij het verteringsstelsel?
A
de maag
B
het hart
C
de long
D
het dijbeen
Slide 31 - Quiz
Kan één voedingsstof uit meerdere voedingsmiddelen bestaan?
A
Ja
B
Nee
Slide 32 - Quiz
Wat is geen voedingsmiddel?
A
Koffie
B
Mineralen
C
Chocomel
D
Frikadelbroodje
Slide 33 - Quiz
Welke voedingsmiddelen worden gemaakt met behulp van bacteriën?
A
Yoghurt en kaas
B
Bier en melk
C
Brood en wijn
D
Wijn en zuurkool
Slide 34 - Quiz
Wat is de functie van het verteringsstelsel?
A
Het voedsel uitpoepen
B
Het voedsel uitplassen
C
Het regelen van processen in het lichaam
D
Het klein maken van voedsel
Slide 35 - Quiz
Welke voedingsmiddelen horen bij de brandstoffen?
A
Eiwitten en koolhydraten
B
Eiwitten, koolhydraten en vetten
C
Eiwitten, koolhydraten, vetten en water
D
Eiwitten, koolhydraten, vetten, water, mineralen en vitamines
Slide 36 - Quiz
Wat is een voedingsmiddel?
A
Alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel
B
Alles wat je eet of drinkt
C
Alle bruikbare bestandsdelen uit voedingsstoffen
Slide 37 - Quiz
Welke voedingsmiddelen worden gemaakt met behulp van schimmels?
A
Zuurkool en yoghurt
B
Melk en bier
C
Brood en wijn
D
Kaas en tomaten
Slide 38 - Quiz
Welk orgaan hoort niet bij het verteringsstelsel
A
maag
B
lever
C
luchtpijp
D
dunne darm
Slide 39 - Quiz
Een voedingsmiddel verkleurt door jodium blauw/paars. Wat wordt aangetoond?
A
Eiwit
B
Glucose
C
Vet
D
Zetmeel
Slide 40 - Quiz
Welke van de genoemde voedingsmiddelen bevatten vooral veel zetmeel?
A
graanproducten
B
groente en fruit
C
vlees en vis
Slide 41 - Quiz
Welk voedingsmiddel kan cholesterolafzetting veroorzaken?
A
Plantaardige voedingsmiddelen
B
dierlijke voedingsmiddelen
Slide 42 - Quiz
Lesdoelen:
- je kunt de onderdelen van het verteringsstelsel benoemen