H2.4 Cellen

H2.4 CELLEN
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H2.4 CELLEN

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies

  • Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Opperhuidcellen
Cellen met bladgroen
Nerf
Huidmondjes

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Organisatie niveaus van klein naar groot
Cellen
Weefsels
Organen
Orgaanstelsels
Oganisme

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

                             Dierlijke Cellen
                                              Cellen van dieren bevatten een dikke vloeistof: CYTOPLASMA (dat is 
water met opgeloste stoffen
en zwevende deeltjes). Daar omheen zit 
een dun vlies CELMEMBRAAN (vetten en eiwitten).
In cytoplasma ligt het regelcentrum CELKERN.
Hierin zit KERNPLASMA en daaromheen een KERNMEMBRAAN

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Dierlijke Cellen

Niet alles kan door het celmembraan heen (glucose niet, zuurstof wel). Voor sommige stoffen zitten er speciale eiwitten in het celmembraan
Nuttige stoffen worden opgenomen, afvalstoffen kunnen naar buiten

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Plantaardige 
Cellen

Hebben extra celonderdelen:
  • Vacuole: blaasje gevuld met vocht, opslag van stoffen en stevigheid
  • Plastiden: korrels met speciale functie
    (bladgroenkorrels, kleurstofkorrels, zetmeelkorrels)
  • Celwand: laag om celmembraan, zorgt voor stevigheid. Is eigenlijk geen onderdeel van de cel maar tussencelstof!

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Plastiden

  • Bladgroenkorrels: in groene delen van plant, fotosynthese
  • Kleurstofkorrels: geven bloemen en vruchten een gele, oranje of rode kleur
  • Zetmeelkorrels: opslag van zetmeel

Korrels kunnen van ene type overgaan in het andere type!

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Celorganellen

Delen van een cel die een eigen functie hebben, noem je celorganellen
Bijvoorbeeld: celkern, vacuole, plastiden

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Organellen
- Celkern
- Ribosomen
- Mitochondriën

Slide 10 - Slide

Gymnasium boek
Organellen
Celkern is het regelcentrum

Mitochondriën hebben een functie in de energievoorziening van de cel.

Ribosomen helpen met het maken van eiwitten.

Slide 11 - Slide

Gymnasium boek

Wat is waar?
A
Cel 1: Plantaardige cel Cel 2: Dierlijke cel
B
Cel 1: Bacterie cel Cel 2: Dierlijke cel
C
Cel 1: Dierlijke cel Cel 2: Plantaardige cel
D
Cel 1: Schimmel cel Cel 2: Plantaardige cel

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Deze cel heeft een celkern en een celwand. Wat voor cel kan het zijn?
A
dierlijke cel
B
plantaardige cel
C
prokaryote cel
D
virus cel

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welke cel heeft cytoplasma?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Welke cel heeft bladgroenkorrels?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Schimmelcel

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Mitochondrien hebben de volgende functie in een cel:
A
Maken van eiwitten
B
Energievoorziening
C
Transport van water
D
Transport van glucose

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Evaluatie Leerdoelen
  • Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies

  • Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Leren H2.4 

Havo: maken vraag 1 t/m 8



VWO: maken vraag 1 t/m 10

Slide 18 - Slide

This item has no instructions