This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Leerdoelen:
Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen.
Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.
Slide 1 - Slide
celkern-chromosomen-DNA
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Chromosomen
Alle cellen van planten en dieren hebben een celkern. De celkern regelt wat er in de cel gebeurt. In de celkern liggen chromosomen. Dit zijn lange, dunne draden. Mensen hebben in elke celkern 46 chromosomen.
Slide 4 - Slide
Het aantal chromosomen zegt niks over de intelligentie van een organisme. Het is slechts de hoeveelheid DNA waarover de informatie is verdeeld.
Slide 5 - Slide
DNA bevat de 'streepjescodes' van al je erfelijke eigenschappen
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
DNA
DNA
Slide 8 - Slide
Cytoplasma:
A
dieren
B
planten
C
beide
Slide 9 - Quiz
Plastiden:
A
planten
B
dieren
C
beide
Slide 10 - Quiz
In de afbeelding zie je meerdere cellen met celkernen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Sleep de basen naar de juiste plek op de DNA streng
T
G
C
T
G
T
A
G
Slide 12 - Drag question
Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Spaghetti
D
Draden
Slide 13 - Quiz
Hoe meer chromosomen een organisme heeft, hoe intelligenter het organisme is
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Je ziet hier
A
een cel, celkern, genen
B
een cel, celkern, chromosomen
C
een celkern, chromosomen, genen
D
een celkern, genen, DNA
Slide 15 - Quiz
Welke basen vormen paren?
A
AT en GU
B
GC-AT
C
AA en TT
D
GG en CC
Slide 16 - Quiz
Hoeveel chromosomen bevat een menselijke huidcel?
A
46
B
23
C
92
D
128
Slide 17 - Quiz
Sleep van groot naar klein
De grootste
Ena grootste
Ena kleinste
De kleinste
DNA
Cel
Chromosoom
Gen
Slide 18 - Drag question
Celwand
A
planten
B
dieren
C
beide
Slide 19 - Quiz
Welke onderdelen hebben zowel dierencellen als plantencellen