h7 examentraining vmbo-b wi: verbanden

examentraining 4BB verbanden
In deze les herhalen we de onderdelen van hoofdstuk 7.

Weet je iets niet meer, pak dan §7.2 uit je boek erbij en het zoek het op. Of kijk één van de bijgevoegde filmpjes. Kom je er dan nog niet uit, vraag het dan aan de docent.
1 / 39
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

examentraining 4BB verbanden
In deze les herhalen we de onderdelen van hoofdstuk 7.

Weet je iets niet meer, pak dan §7.2 uit je boek erbij en het zoek het op. Of kijk één van de bijgevoegde filmpjes. Kom je er dan nog niet uit, vraag het dan aan de docent.

Slide 1 - Slide

Lengte = 25 - 2t
Na hoeveel minuten in de kaars op?
A
25
B
12
C
12,5
D
13

Slide 2 - Quiz

Maak deze vragen

Slide 3 - Slide

Zelf een formule maken 
Wat zijn de variabele?
Wat is het begingetal (t = 0!)
Hoeveel komt erbij per stap

Slide 4 - Slide

Een formule maken
1. Lionel werkt bij een lasbedrijf. Hij verdient 10 euro per uur en hij krijgt 25 euro basisloon.

2. Loes drukt bedrijfskaartjes. Het kost 5 euro per set en daarnaast 0,05 cent per kaartje. 

Slide 5 - Slide

De huurkosten van een busje zijn 30euro per dag. Daarnaast betaal je eenmalig 20 euro verzendkosten.
Welke formule kan je hierbij maken?

Slide 6 - Open question

Formule bij een tabel
Je kunt ook een formule maken vanuit een tabel. 

Slide 7 - Slide

Is deze formule lineair?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Bij welke tabel hoort
een lineair verband
en waarom?

Slide 9 - Open question

Laatste onderdeel: aflezen

Slide 10 - Slide

Maar hoe moest je ook alweer een grafiek aflezen?

Slide 11 - Slide

Wat kan je allemaal aflezen uit deze grafiek?
schrijf voor jezelf minstens 3 dingen op.

Slide 12 - Slide

Grafieken aflezen
Hoelaat is het 10 graden?

Hoelaat is het het warmst?

Slide 13 - Slide

Formule met haakjes:
tijd in dagen = (bedrag in euro-0,20) : 3
Hoeveel dagen kun je huren van 15 euro?

Slide 14 - Open question

Formule met haakjes:
tijd in dagen = (bedrag in euro-0,20) : 3
Je hebt 25 euro, hoeveel dagen kun je huren?

Slide 15 - Open question


Welk onderdeel van de formule heeft te maken met het vaste bedrag?
A
kosten in €
B
0,50
C
aantal foto's
D
2

Slide 16 - Quiz

We kijken naar onderstaande formule.
Stel je wilt hier een tabel bij maken.
Op welke plek in je tabel noteer je de variabelen?
Bedrag=3+4×aantal
A
'Bedrag' bovenaan je tabel 'aantal' onderaan je tabel
B
'Bedrag' onderaan je tabel 'aantal' bovenaan je tabel

Slide 17 - Quiz

Hoeveel verdient Stef na 5 uur werken?
Inkomsten in euro = 2,50 + 1,50t

Slide 18 - Open question

Waarom zijn de formules van deze grafieken lineaire formules?

Slide 19 - Open question

Neem de tabellen over op een blaadje. Vul de tabellen in en plaats een foto in deze slide.

Slide 20 - Open question

Welk grafieken horen bij de volgende formules:
Mike: inkomsten in € = 2 + 3,25 x tijd in uren
Bart: inkomsten in € = 5 + 2,50 x tijd in uren

A
B
C
D

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Video

Vul de formule bij de tabel in.


...................     =    ...................     -    ................ x ........................
hoogte in meters
tijd in minuten
15
480

Slide 23 - Drag question

Slide 24 - Video

Vul de formule bij de grafiek in.


...................     =    ...................     +    ................ x ........................
inkomsten in euro
tijd in uren
3
5
15

Slide 25 - Drag question

  • Onderin zijn stappen van 20
  • Dus: daalgetal berekenen.
  • In 120 seconden gaat er 2000 m af.
  • Het daalgetal is 2000 : 120 = 16,7.

  • De formule wordt:
  • hoogte in meters = 2000 - 16,7 x tijd in seconden


Slide 26 - Slide

  • Er zijn stappen van 10.
  • Dus je moet het daalgetal berekenen.
  • Bij 10 foto's komt er 3 euro bij.
  • Het daalgetal is 3 : 10 = 0,30
  • De formule is kosten in euro's = 1,50 + 0,30 x aantal foto's

Slide 27 - Slide

inkomsten = 5 + 2 x tijd (uren)
inkomsten = 3 + 2 x tijd (uren)
inkomsten = 4 + 2,50 x tijd (uren)

Slide 28 - Drag question

maak de formule bij de tabel

Slide 29 - Open question

maak de formule bij de tabel

Slide 30 - Open question

Maak de formules bij de tabel?

Slide 31 - Open question

maak de formule bij de grafiek

Slide 32 - Open question

maak de formule bij de grafiek van Dirk

Slide 33 - Open question

Met hoeveel bacteriën is het onderzoek gestart?

Slide 34 - Open question

Bereken met de formule de temperatuur in graden Celsius als je weet dat het 41 graden Farenheit is.
temp. in graden Celsius = 5 x (temp in graden F - 32) : 9

Slide 35 - Open question

Jan berekent zijn inkomsten met de volgende formule:
inkomsten in euro's = 5 + 3,75 x tijd in uren
Jan heeft 76,25 euro verdiend. Welke vergelijking hoort hierbij?
A
5 + 3,75 x 76,25 = 290,94
B
5 + 3,75 x 76,25 = inkomsten in euro's
C
5+3,75x tijd in uren = 76,25
D
5+3,75x tijd in uren = inkomsten in euro's

Slide 36 - Quiz

Jan berekent zijn inkomsten met de volgende formule:
inkomsten in euro's = 5 + 3,75 x tijd in uren
Jan heeft 76,25 euro verdiend. Hoeveel uur heeft hij hiervoor gewerkt. Schrijf ook je berekening op. Je mag het op papier uitrekenen en een foto plaatsen.

Slide 37 - Open question

Gegeven is de formule


Bereken het aantal meters als de ooghoogte 1,5 meter is. Rond je antwoord af op 1 decimaal.
Denk aan je berekening. Schrijf het wortelteken met het woord 'wortel'
meters=4xooghoogte

Slide 38 - Open question

Klaar
Als je klaar bent met de lesson up les dan pak je het blauwe mapje erbij en ga je verder met het examen van 2017. Dit examen lever je voor dinsdag 6 april in door foto's van het examen op te sturen.

Slide 39 - Slide