In deze les herhalen we de onderdelen van hoofdstuk 2 + 7.
1 / 44
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4
This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Examentraining 4T1 en 4EO1 "Verbanden"
In deze les herhalen we de onderdelen van hoofdstuk 2 + 7.
Slide 1 - Slide
Formule voor opbranden van een kaars is Lengte = 25 - 2t
Na hoeveel minuten in de kaars opgebrand?
A
25
B
12
C
12,5
D
13
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Open question
Slide 4 - Open question
De huurkosten van een busje zijn 30euro per dag. Daarnaast betaal je eenmalig 20 euro verzendkosten. Welke formule kan je hierbij maken?
Slide 5 - Open question
Peter spaart om een scooter te huren op vakantie. Het verhuurbedrijf berekent het bedrag dat hij moet betalen met de formule: Prijs in euro' s = 18,50+9,5 ×aantal uren
Peter moet € 94,50 betalen. Welke vergelijking hoort hierbij?
Slide 6 - Open question
Peter spaart om een scooter te huren op vakantie. Het verhuurbedrijf berekent het bedrag dat hij moet betalen met de formule: Prijs in euro' s = 18,50+9,5 ×aantal uren
Peter moet € 94,50 betalen. Hoeveel uur heeft Peter de scooter gehuurd? Los op met inklemmen.
Slide 7 - Open question
Is deze formule lineair?
A
ja
B
nee
Slide 8 - Quiz
Bij welke tabel hoort een lineair verband en waarom?
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Open question
Grafieken aflezen
Hoelaat is het 10 graden?
Hoelaat is het het warmst?
Slide 11 - Slide
vraag 1 Hoe laat is het 10 graden? vraag 2 Hoe laat is het het warmst?
Slide 12 - Open question
Formule met haakjes: tijd in dagen = (bedrag in euro-0,20) : 3 Hoeveel dagen kun je huren van 15 euro?
Slide 13 - Open question
Formule met haakjes: tijd in dagen = (bedrag in euro-0,20) : 3 Je hebt 25 euro, hoeveel dagen kun je huren?
Slide 14 - Open question
Welk onderdeel van de formule heeft te maken met het vaste bedrag?
A
kosten in €
B
0,50
C
aantal foto's
D
2
Slide 15 - Quiz
We kijken naar onderstaande formule. Stel je wilt hier een tabel bij maken. Op welke plek in je tabel noteer je de variabelen?
Bedrag=3+4×aantal
A
'Bedrag' bovenaan je tabel
'aantal' onderaan je tabel
B
'Bedrag' onderaan je tabel
'aantal' bovenaan je tabel
Slide 16 - Quiz
Hoeveel verdient Stef na 5 uur werken? Inkomsten in euro = 2,50 + 1,50t
Slide 17 - Open question
Welke formules van deze grafieken zijn lineaire formules?
Slide 18 - Open question
Neem de tabellen over op een blaadje. Vul de tabellen in.
Slide 19 - Open question
Neem de tabellen over op een blaadje. Vul de tabellen in.
Slide 20 - Open question
Na hoeveel uur werken verdienen ze even veel?
Slide 21 - Open question
Welk grafieken horen bij de volgende formules: Mike: inkomsten in € = 2 + 3,25 x tijd in uren Bart: inkomsten in € = 5 + 2,50 x tijd in uren
A
B
C
D
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Video
Vul de formule bij de tabel in.
................... = ................... - ................ x ........................
hoogte in meters
tijd in minuten
15
480
Slide 24 - Drag question
Vul de formule bij de tabel in.
................... = ................... - ................ x ........................
hoogte in meters
tijd in minuten
15
480
Slide 25 - Drag question
Slide 26 - Video
Vul de formule bij de grafiek in.
................... = ................... + ................ x ........................
inkomsten in euro
tijd in uren
3
5
15
Slide 27 - Drag question
Onderin zijn stappen van 20
Dus: daalgetal berekenen.
In 120 seconden gaat er 2000 m af.
Het daalgetal is 2000 : 120 = 16,7.
De formule wordt:
hoogte in meters = 2000 - 16,7 x tijd in seconden
Slide 28 - Slide
Er zijn stappen van 10.
Dus je moet het daalgetal berekenen.
Bij 10 foto's komt er 3 euro bij.
Het daalgetal is 3 : 10 = 0,30
De formule is kosten in euro's = 1,50 + 0,30 x aantal foto's
Slide 29 - Slide
inkomsten = 5 + 2 x tijd (uren)
inkomsten = 3 + 2 x tijd (uren)
inkomsten = 4 + 2,50 x tijd (uren)
Slide 30 - Drag question
maak de formule bij de tabel
Slide 31 - Open question
maak de formule bij de tabel
Slide 32 - Open question
Maak de formules bij de tabel?
Slide 33 - Open question
maak de formule bij de grafiek
Slide 34 - Open question
maak de formule bij de grafiek van Dirk
Slide 35 - Open question
Hoeveel Amerikaanse dollars krijgt Lieke voor €300?
Slide 36 - Open question
Lieke ziet een broek voor $ 75 Ze wil die kopen als de broek niet meer kost dan omgerekend €60. Kan Lieke de trui kopen?
Slide 37 - Open question
Met hoeveel bacteriën is het onderzoek gestart?
Slide 38 - Open question
Bereken met de formule de temperatuur in graden Celsius als je weet dat het 41 graden Farenheit is. temp. in graden Celsius = 5 x (temp in graden F - 32) : 9
Slide 39 - Open question
Jan berekent zijn inkomsten met de volgende formule: inkomsten in euro's = 5 + 3,75 x tijd in uren Jan heeft 76,25 euro verdiend. Welke vergelijking hoort hierbij?
A
5 + 3,75 x 76,25 = 290,94
B
5 + 3,75 x 76,25 = inkomsten in euro's
C
5+3,75x tijd in uren = 76,25
D
5+3,75x tijd in uren = inkomsten in euro's
Slide 40 - Quiz
Jan berekent zijn inkomsten met de volgende formule: inkomsten in euro's = 5 + 3,75 x tijd in uren Jan heeft 76,25 euro verdiend. Hoeveel uur heeft hij hiervoor gewerkt. Schrijf ook je berekening op. Je mag het op papier uitrekenen en een foto plaatsen.
Slide 41 - Open question
Gegeven is de formule
Bereken het aantal meters als de ooghoogte 1,5 meter is. Rond je antwoord af op 1 decimaal. Denk aan je berekening. Schrijf het wortelteken met het woord 'wortel'
meters=4x√ooghoogte
Slide 42 - Open question
Klaar
Als je klaar bent met de lesson up les dan pak je het blauwe mapje erbij en ga je verder met het examen van 2017. Dit examen lever je voor dinsdag 6 april in door foto's van het examen op te sturen.