Cursus 5 Grammatica, herhalen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 2

Welkom

Leg je leesboek, boek en schrift op tafel

Wat gaan we doen?

• Planning bespreken
• Lezen in leesboek
• Herhalen en oefenen
• Afsluiten

32

Planning

Cursus 5 Grammatica - Zinsdelen

2B

• herhaling leerjaar 1
• par. 4 ww. gezegde
• par. 6 Samengestelde zinnen
• par. 8 Mixopdrachten
• herhalen en oefenen
• toets

2K

• herhaling leerjaar 1
• par. 4 ww. gezegde van 2B
• par. 4 Samengestelde zinnen
• par. 6 Lijdend voorwerp
• par. 8 Mixopdrachten
• herhalen en oefenen
• toets

Stillezen

We beginnen met stillezen.

S

T

I

L

L

E

Z

E

N

Leerdoelen

B en K:

- Ik kan de persoonsvorm en het onderwerp van een zin benoemen.

- Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin benoemen.

- Ik kan samengestelde zinnen herkennen.

- Ik kan in een samengestelde zin het voegwoord en de twee persoonsvormen aanwijzen.

K: - Ik kan in een zin het lijdend voorwerp vinden.

Herhalen

juist of onjuist

Het werkwoordelijk gezegde staat altijd bij elkaar in een zin. 

Het werkwoordelijk gezegde kan uit één woord bestaan.

De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.

Alle werkwoorden in een zin horen bij het werkwoordelijk gezegde.

Je maakt een samengestelde zin door twee enkelvoudige zinnen aan elkaar te plakken met een voegwoord.

Dit is een samengestelde zin:

Ik fiets morgen naar school.

Dit is een samengestelde zin:

Morgen ga ik uitslapen, omdat ik het eerste uur vrij ben.

De vraag om het lijdend voorwerp te vinden is:

Wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp

Uit hoeveel werkwoorden bestaat het werkwoordelijk gezegde?

Jij gaat binnenkort zwemmen.

Ik zal wel vergeten zijn om de boter te kopen.

De hond heeft in de mand geslapen.

Hij verwachtte tot koning van het bal gekroond te worden.

Benoem het onderstreepte zinsdeel

De postbode had onze pakketjes onder de carport neergezet.

De postbode had onze pakketjes onder de carport neergezet.

De postbode had onze pakketjes onder de carport neergezet.

Terwijl ik naar boven loop, kijk ik uit het raam.

Ik ga in de volgende vakantie naar Frankrijk.

Mijn mobiel is gevallen, omdat ik niet goed oplette.

Yolande doet kaas en sla op haar brood, nadat ze heeft afgewassen.

Yolande doet kaas en sla op haar brood, nadat ze heeft afgewassen.

Yolande doet kaas en sla op haar brood, nadat ze heeft afgewassen.

Yolande doet kaas en sla op haar brood, nadat ze het bord heeft afgewassen.

Ik heb mijn kamer al heel lang niet opgeruimd, dus het is een daar een bende.

Ik heb mijn kamer al heel lang niet opgeruimd, dus het is een daar een bende.

Annelies bestelt een tosti.

Annelies bestelt een tosti.

Aan het werk en uitleg

Kinderen die met B en K werken:

- Maak online alle oefeningen die voor je zijn ingepland.

Klaar? -> Lezen in je leesboek

Lesdoelen

- Ik kan de persoonsvorm en het onderwerp van een zin benoemen.

- Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin benoemen.

- Ik kan samengestelde zinnen herkennen.

- Ik kan de persoonsvormen in samengestelde zinnen benoemen.

K: 

- Ik kan het lijdend voorwerp in een zin vinden.

Lesdoel

check

Hoe zou je scoren als je nu een toets moest maken?

0100

Wat ga je vanmiddag doen, zodat je de leerdoelen beheerst?

TOT SNEL!