H5 - mini quiz - herhaling leesstrategiën wwwwwh - signaalwoorden

1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

- mini quiz
- herhalen: leesstrategieën
- op microniveau oefenen met 'wie? wat? waar? waarom? wanneer? hoe?'
- signaalwoorden

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Oefenen met vinden hoofdgedachte
Je krijgt steeds een stukje tekst om te lezen.
Daarna moet je een vraag beantwoorden.

Op de dia van de vraag staat de tekst in miniatuur.

Slide 9 - Slide

Lees de tekst, maak aantekeningen...
... en beantwoord op de volgende dia's de vragen:
WIE?
WAT?
WAAR?
WANNEER?
WAAROM? en HOE?

Slide 10 - Slide

Hoofdgedachte:
WIE?

Slide 11 - Open question

Hoofdgedachte:
WAT?

Slide 12 - Open question

Hoofdgedachte:
WAAR?

Slide 13 - Open question

Hoofdgedachte:
WANNEER?

Slide 14 - Open question

Hoofdgedachte:
WAAROM en HOE?

Slide 15 - Open question

Nu toch ook even een detailvraag: 
bekijk de foto en ...
...raad de betekenis van dénoncer

Slide 16 - Slide

Dénoncer
betekent:
A
plegen
B
ondergaan
C
duidelijk maken
D
verdedigen

Slide 17 - Quiz

Lees bovenstaande tekst: hoeveel inégalités (ongelijkheden) worden genoemd? Vul hierna in.

Slide 18 - Slide

Hoeveel ongelijkheden
worden genoemd?
A
één
B
twee
C
drie
D
vier

Slide 19 - Quiz

Important! Signaalwoorden!
Handig om die te kennen, want ze geven structuur aan de tekst. De antwoorden op vragen over de tekst staan vaak in de buurt van de signaalwoorden. 
Ze kunnen een reden aangeven, of een tegenstelling, een voorbeeld, een opsomming, een doel etc. 
We gaan ermee oefenen in de volgende dia.

Slide 20 - Slide

parce que
mais
pourtant
par exemple
si
par contre
donc
ensuite
bref
en plus
daarentegen
dus
bovendien
omdat
kortom
vervolgens
toch
bijvoorbeeld
maar
als

Slide 21 - Drag question

Lees de tekst en zoek het signaalwoord
Vul het in op de volgende dia

Slide 22 - Slide

Wat is het signaalwoord
in dit tekstje?

Slide 23 - Open question

Wat geeft het signaalwoord POURTANT aan?
A
gevolg
B
oorzaak
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 24 - Quiz

Kies het passende signaalwoord:
Je ne sors pas ..... il pleut.

A
pourtant
B
donc
C
parce qu'
D
par contre

Slide 25 - Quiz

Kies het passende signaalwoord:
J'ai fait mes devoirs, .... je n'ai pas de bonnes notes
A
par exemple
B
pourtant
C
bref
D
en plus

Slide 26 - Quiz

Kies het passende signaalwoord:
D'abord j'ai embrassé ma mère, ..... mon père
A
ensuite
B
si
C
mais
D
donc

Slide 27 - Quiz

Kies het passende signaalwoord:
J'ai fait mes exercices, j'ai appris le vocabulaire, ..... je suis bien préparé!
A
en plus
B
parce que
C
par contre
D
bref

Slide 28 - Quiz

Dit heb ik deze les geleerd...

Slide 29 - Open question