Grammar h5

Grammar recap
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

Grammar recap

Slide 1 - Slide

Verschil present perfect en past simple
  • Bij de past simple is de actie in het verleden nu afgelopen.
  • Bij de present perfect is de actie nog bezig of is er nog een link met het verleden.

Slide 2 - Slide

Present perfect

"iets dat in het verleden is begonnen en nu nogsteeds aan de gang is."

voorbeeld: 
Willem is sinds vorig jaar niet meer naar de film geweest.

Willem hasn't gone to the movies since last year.
Past simple

"iets dat in het verleden is begonnen en ook is afgelopen in het verleden."

voorbeeld: 
Willem is gister naar de film geweest met zijn broer.

Willem went to the movies with his brother yesterday.

Slide 3 - Slide

Present perfect
"iets dat in het verleden is begonnen en nu nogsteeds aan de gang is."
 



Vorm: have/has + voltooid deelwoord
voltooid deelwoord: 
regelmatige werkwoorden = stam van het werkwoord + ed.
onregelmatige werkwoorden = pagina 163 van je textbook. Het derde rijtje!

TIP!
Als er geen have/has in de zin staat kan het nooit de present perfect zijn.

Slide 4 - Slide

Past simple
"iets dat in het verleden is begonnen en ook is afgerond in het verleden."
 



Vorm: stam van het werkwoord + -ed
onregelmatige werkwoorden = pagina 163 van je textbook. Het tweede rijtje!

TIP!
Als er geen have/has in de zin staat kan het nooit de present perfect zijn.

Slide 5 - Slide

present perfect of past simple
John ________ this film twice already.  (see)
has seen of saw

Slide 6 - Slide

present perfect of past simple
We ________ friends since primary school. (be)
have been of were

Slide 7 - Slide

present perfect of past simple
They ________ the same dress yesterday. (buy)
have bought of bought

Slide 8 - Slide

present perfect of past simple
I can't walk. I ________ my leg. (break)
have broken of broke

Slide 9 - Slide

Future: going to
"om te zeggen dat iets gaat gebeuren of juist niet."
 


vorm: Am/Is/Are (not) going to + hele werkwoord
Hele werkwoord = zo kort mogelijk, bijvoorbeeld: walk, ride, go, be, sit

Iets van plan zijn
During winter, my family and I are going to ski in Switserland.
I’m not feeling well so I am not going to go on a trip with them.
If I don’t watch out, I am going to fall.
Voorspelling MET bewijs
Look at those clouds! It is going to rain soon.
How wonderful! It looks like the sun is going to shine today.

Slide 10 - Slide

Future: present continuous
"Als het vast staat dat je iets gaat doen in de toekomst."
 


vorm: Am/Is/Are + hele werkwoord + -ing
Hele werkwoord = zo kort mogelijk, bijvoorbeeld: walk, ride, go, be, sit

De tijd en/of plaats in de toekomst staat vast.
I am driving to my work next Monday.
We are traveling to Germany in the summer.
She is running a marathon next month.
Vraagzin
Are we skiing on our trip next week?
Is he meeting us here after work?


Slide 11 - Slide

going to of present continuous
 I ________ (take) a vacation next week, it's set now.
am going to take of am taking

Slide 12 - Slide

going to of present continuous
When ________ (your plane - leave)?
is your plane going to leave of is your plane leaving

Slide 13 - Slide

going to of present continuous
 It ________ (be) cold tomorrow, they say.
is going to be of is being

Slide 14 - Slide

going to of present continuous
School ________ (start) tomorrow.
is going to start of is starting

Slide 15 - Slide

Woordvolgorde

 


She                   bought                   a blue dress          last week.
Onderwerp persoonsvorm leidend voorwerp tijdsbepaling


cycles                                       every                               to work                  John               morning.
Persoonsvorm bijwoord (van frequentie) leidend voorwerp onderwerp tijdsbepaling

Juiste volgorde? 

Slide 16 - Slide

juiste volgorde?
in London - those shoes - did - buy - you - at Christmas time - ?

Slide 17 - Slide

juiste volgorde?
to Amsterdam - I - this autumn - a ‘shop till you drop’ ‘trip - organised

Slide 18 - Slide

juiste volgorde?
Mum - taking - today – in - shopping - and me – is - town

Slide 19 - Slide

juiste volgorde?
we - lunch - at Corazon Bakery - have - always - on Saturdays

Slide 20 - Slide