Grammar recap P3: present perfect & past simple, future + word order

Grammar revision
Practice for test next week
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammar revision
Practice for test next week

Slide 1 - Slide

Welcome!
- Turn on your camera
- Turn off your mic
- Grab your books (text book & activity book B)
- Go to page 75 of your tb 
Let's get started!

Slide 2 - Slide

Present perfect & past simple

Theme 5
Stepping Stones


Slide 3 - Slide

Present perfect
Gebruik present perfect:
1. iets is in het verleden begonnen en is nu nog aan de gang.
2. praten over ervaringen.
3. iets is in het verleden gebeurd en je merkt nu nog het resultaat.

Slide 4 - Slide

Present perfect
have/has + voltooid deelwoord
have = I, you, we, you they
has = he, she, it
Voltooid deelwoord:
1. regelmatig werkwoord + ed > I have worked
2. onregelmatig werkwoord 3e vorm > I have been
Check irr. verbs on page 163!

Slide 5 - Slide

Present perfect

Voorbeelden:
I have worked since 3 am.
She has been to London twice.
We have walked for 2 hours now.

Deze zinnen bevatten altijd een vorm van hebben + het tweede werkwoord is een voltooid deelwoord.

Slide 6 - Slide

Past simple

Slide 7 - Slide

Past simple
De past simple bestaat uit 1 werkwoord. Dit ww zet je in de verleden tijd.
2 manieren:
1. werkwoord + ed > worked
2. 2e vorm van het onregelmatig werkwoord > bijv. been

Slide 8 - Slide

Past simple

Wanneer gebruik je de past simple?
- iets is in het verleden gebeurd en is nu afgelopen.


Je kan de past simple herkennen aan woorden als:
last year, yesterday, in 2010.
Dit zijn tijdsbepalingen.

Slide 9 - Slide

Verschil present perfect en past simple


Wat is het verschil?
Bij de past simple is de actie in het verleden nu afgelopen.
Bij de present perfect is de actie nog bezig of is er nog een link met het verleden.

Slide 10 - Slide

Verschil present perfect en past simple


Verklikwoorden:

Present perfect: already, for, since, how long.
Past simple: last year, yesterday, in 2010, an hour ago.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

I have been in Nottingham for a week.
present perfect / past simple?

Slide 13 - Open question

It was on offer last week.
present perfect/ past simple?

Slide 14 - Open question

Oefenen
Exercise 12 + 13 op p. 11 van je AB.
+
IL > Planner > Period 3 > Week 5

Slide 15 - Slide

Present continuous (future)

Slide 16 - Slide

Present Continuous
De present continuous gebruik je voor de tegenwoordige tijd maar ook voor de toekomst.
 

In de future(toekomst) gebruik je deze tijd om te praten over afspraken in de nabije toekomst. Deze afspraken staan vast. De tijd/plaats ervan staat vast.

Slide 17 - Slide

Present Continuous
Zo vorm je de present continuous:

am/are/is
+
werkwoord + ing

Bijv: I am meeting my friends tomorrow

Slide 18 - Slide

Voorbeelden
I am meeting him tomorrow at 6 pm.
We are flying to Italy next week.
James is running a marathon in April.
She is visiting her cousin that day.
They are seeing a new film next week.

Slide 19 - Slide

Ontkenningen
Wil je de present continuous in een ontkenning gebruiken?
voeg not toe aan am/are/is.

I am not seeing her tonight.
James is not/isn't running a marathon in April.

Slide 20 - Slide

Let op!
Je kunt niet altijd de present continuous in de toekomst gebruiken.
Je gebruikt 'am/are/is going to' wanneer:

- het om een plan gaat, om iets dat niet vaststaat.
- voor dingen waar je geen controle over hebt, zoals het weer.

Is the sun going to shine today?
We aren't going to buy souvenirs.

Slide 21 - Slide

Hoe maak je een Present Continuous

Slide 22 - Open question

Use the Present Continuous:
She .... (walk) to school

Slide 23 - Open question

My parents ..... (read) the signs

Slide 24 - Open question

I .... (meet) my friends this afternoon

Slide 25 - Open question

Word Order

Slide 26 - Slide

Wie doet wat waar wanneer?
              ww               lv              plaats                     tijd

Slide 27 - Slide

Example
Peter liep vanmiddag samen met Patrick naar zijn huis.
Peter walked together with Patrick to his house this afternoon.

Slide 28 - Slide

Stappenplan

Slide 29 - Slide

Tip!
Zet de werkwoorden van de zin bij elkaar!

Ik heb gisteren heel veel friet gegeten.
I have eaten a lot of fries yesterday.

Slide 30 - Slide

Put in the correct order:
at the zoo / saw / a week ago /
an elephant / my family and I

Slide 31 - Open question

Put in the correct order:
shopping / went / the girls / this morning / at the mall

Slide 32 - Open question

Extra practice?
Check IL!
Planner > Period 3 > Week 2 (word order)
Planner > Period 3 > Week 5 (present perfect & past simple)
Planner > Period 3 > Week 6 (present continuous)
én
Maak Test yourself Ch. 5
Don't forget vocab! (woordjes A-D)

Slide 33 - Slide