Thema 7 les 4e Schoonmaakwerk

cleaning (vertaal in het Nederlands)
A
schoonmaken
B
maken schoon
C
vies maken
D
schoon
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

cleaning (vertaal in het Nederlands)
A
schoonmaken
B
maken schoon
C
vies maken
D
schoon

Slide 1 - Quiz

morning (vertaal in het Nederlands)
A
Goedemorgen
B
de volgende dag
C
tomorrow
D
morgen

Slide 2 - Quiz

give (vertaal in het Nederlands)
A
geven
B
gegeven
C
krijgen
D
gaf

Slide 3 - Quiz

gloves (vertaal in het Nederlands)
A
muts
B
handschoenen
C
sjaal
D
jas

Slide 4 - Quiz

things (vertaal in het Engels)
A
dingen
B
spullen
C
fiets
D
ding

Slide 5 - Quiz

working (vertaal in het Nederlands)
A
huiswerk
B
werk
C
werken
D
gewerkt

Slide 6 - Quiz

cleaners (vertaal in het Nederlands)
A
viesmakers
B
schoonmakers
C
concierge
D
olie

Slide 7 - Quiz

how (vertaal in het Engels)
A
indianengroet
B
koe
C
hoe
D
een vraag

Slide 8 - Quiz

kart (vertaal in het Nederlands)
A
kart
B
cart
C
snel klein autootje
D
kleine auto

Slide 9 - Quiz

push (vertaal in het Nederlands)
A
duwen
B
geduwd
C
omvallen
D
duw

Slide 10 - Quiz

mops (vertaal in het Nederlands)
A
stok
B
dweilen (stok)
C
dweil
D
moppen

Slide 11 - Quiz

better (vertaal in het Nederlands)
A
beter
B
winnen
C
beter zijn
D
ziek

Slide 12 - Quiz