Klas 2 Chapitre 2 Bron E

Chapitre 3 Klas 2 E


Biarritz, Nouvelle-Aquitaine
1 / 33
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 65 min

Items in this lesson

Chapitre 3 Klas 2 E


Biarritz, Nouvelle-Aquitaine

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

le temps, la date, l'heure
Quel temps fait-il?
Quelle est la date?
Quelle heure est-il?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Les devoirs
faites: exercice 14 à 20 
apprenez: vocabulaire E + aanwijzend voornaamwoord
répétez: vocabulaire A & B


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Dictée
vocabulaire A & B

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

VOCA E
2 HAVO
le mec
faire les courses
le jeu
ne ... rien
la bande dessinée
la BD
le mois

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

VOCA E
2 VWO
écoute
lent
faché
c'est promis
moins
stressé

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Les objectifs
Ik kan iemand beschrijven.
Ik kan een vragen over een video beantwoorden als ik meerdere keren mag kijken.
 Ik kan schrijven over iets dat ik wil kopen.

 
 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Regarder
Voorkennis:
- Timéo doet mee aan een spel Tour de l'Europe en dix jours.
- Hij gaat na Londen, Brussel, Amsterdam nu filmen in Parijs.
- Timéo is zijn telefoon verloren in de taxi. 
- Zijn vrienden Gabriel, Jade & Lina helpen hem.
Regardez la vidéo!

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Au travail
Bron E, chapitre 3
21 à 23

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Décrire quelqu'un

 - Il / Elle est un homme / une femme

- Il / Elle a
- les cheveux blonds/noirs/gris/bruns
- les yeux bleus / verts / marrons
- une barbe / une moustache





- Il / Elle porte 

- des lunettes noires 
- un chapeau bleu
- un pull gris
- des chaussures rouges
- un pantalon vert
- un bracelet d'argent
- un collier  d'or
- un appareil dentaire
- des boucles d'oreilles



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

La pharmacie
Le supermarché
Le magasin de mode
La boulangerie
Le magasin de sport

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

On va à la pharmacie / boulangerie / au supermarché / au magasin de mode?

Qu'est-ce que tu veux acheter?


Ça coute combien?
D'accord, on y va!


Je veux acheter du sirop pour la toux, les pansements, une robe, des baskets, la viande, un chou-fleur
Ça coute (noem een getal tussen de 60 en 200)


timer
3:00

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

écrire
1. Schrijf dat je een groene broek wil kopen.
2. Schrijf op welke maat je hebt.
3. Schrijf op dat de broek te klein is.
4. Vraag naar de prijs.
5. Bedank en neem afscheid



Slide 16 - Slide

This item has no instructions

écrire
1. Je voudrais acheter ce pantalon vert.
2. Je fais du M.
3. Dommage, le pantalon est trop petit.
4. Il coûte combien?
5. Merci et au revoir!



Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Les devoirs
Fais: exercices 21 à 23 (Bron E, chapitre 3)
Apprends: vocabulaire F
Révise: vocabulaire E

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Herhaling
bezittelijk voornaamwoord

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Het bezittelijk voornaamwoord
mijn:              mon livre               ma famille             mes enfants
jouw:             ton sac à dos        ta table                   tes devoirs
zijn:               son oncle                sa tante                  ses cousins
haar:             son père                  sa mère                  ses parents
ons/onze:   notre collège         notre classe         nos notes
jullie/uw:     votre chien             votre piscine        vos portables
hun:               leur ordinateur     leur maison          leurs vêtements

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) soeur
A
sa
B
ton
C
son
D
ta

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Attention!
* mijn vriendin -> ma amie v (klinkerbotsing) -> mon amie

* jouw school -> ta école (klinkerbotsing) -> ton école 

* zijn / haar verhaal -> sa histoire v (stomme 'h') -> son histoire 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Video

This item has no instructions

tante
tantes
père
oncle
mère
soeurs
frères
porte
adresse
mon
ma
mes

Slide 25 - Drag question

This item has no instructions

Slide 26 - Video

This item has no instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncles
A
leur
B
tes
C
leurs
D
ses

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (mijn) amie v
A
ma
B
mon
C
ta
D
ton

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) école v
A
sa
B
son
C
mon
D
ma

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

ik kan het bezittelijk
voornaamwoord
gebruiken
A
🥰
B
🙂
C
🤔

Slide 30 - Quiz

grammaire 'het bezittelijk voornaamwoord' | bron H page 126
Lire: Parle-moi de ton look
Au travail: 24 t/m 27

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

écrire
Beschrijf de persoon op de foto.
Elle / Il aime porter ...
Elle / Il porte (souvent/toujours) ...
Il / Elle a les cheveux ... et les yeux ...

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Tout compris?
 Ik kan schrijven over iets dat ik wil kopen.
Ik kan een vragen over een video beantwoorden als ik meerdere keren mag kijken.
Ik leer een manier om woordjes te leren. 
 

Slide 33 - Slide

This item has no instructions