What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Wiederholung Kapitel 4 - 6
Voorzetsels vierde naamval
A
durch, für, gegen, ohne, um
B
duch, fur, gegen, ohne, um
C
dürch, für, gegen, ohne, um
1 / 18
next
Slide 1:
Quiz
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
This lesson contains
18 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Voorzetsels vierde naamval
A
durch, für, gegen, ohne, um
B
duch, fur, gegen, ohne, um
C
dürch, für, gegen, ohne, um
Slide 1 - Quiz
Welk voorzetsel hoort NIET bij de vierde naamval?
A
bis
B
durch
C
von
D
ohne
Slide 2 - Quiz
Wat zijn de voorzetsels van de derde naamval:
A
aus, bei, mit , nach, seit, von, zu ,außer, gegenüber, entlang
B
de derde naamval heeft geen voorzetsels
C
durch , für, gegen, ohne, um, bis, gegen
D
aus, bei, mit, nach, durch, für, ohne, zu, außer
Slide 3 - Quiz
Wat zijn de voorzetsels van de derde naamval:
A
aus, bei, mit , nach, seit, von, zu ,außer, gegenüber, entlang
B
de derde naamval heeft geen voorzetsels
C
durch , für, gegen, ohne, um, bis, gegen
D
aus, bei, mit, nach, durch, für, ohne, zu, außer
Slide 4 - Quiz
timer
1:00
der - groep
ein - groep
ein
kein
euer
jed
unser
Ihr
solch
ihr
dein
welch
sein
das
dein
manch
jen
mein
dies
der
Slide 5 - Drag question
Hoe weet je of een werkwoord in het Duits sterk is?
Slide 6 - Open question
Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden
zijn werkwoorden die van klinker veranderen.
Sterke Duitse werkwoorden zijn in het Nederlands ook vaak sterk.
Slide 7 - Slide
Sterke werkwoorden met
a
in de stam.
Sterke werkwoorden met
e
in de stam.
du/er/sie/es
er fährt
wir sprechen
a verandert in ä
ich lese
e verandert in i bij een korte klank
ich sehe
du siehst
ich laufe
du läufst
Tegenwoordige tijd
machen
Slide 8 - Drag question
Sleep de juiste werkwoorden naar de juiste tabel.
Welke zijn zwak en welke zijn sterk?
ich mache wir machen
du machst ihr macht
er macht Sie/sie machen
ich fahre wir fahren
du fährst ihr fahrt
er fährt Sie/sie fahren
anfangen
arbeiten
brauchen
fallen
halten
kaufen
lassen
lernen
Slide 9 - Drag question
Hoeveel naamvallen kent het Duits?
Slide 10 - Open question
Naamvallen meervoud:
1,3,4:
A
die, den, die
B
die, die, den
C
die, den, den
D
die, den + n, die
Slide 11 - Quiz
Hoeveel naamvallen zijn er in het Duits?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 12 - Quiz
Vrouwelijke naamvallen:
1,3,4
A
die, die, der
B
die, der, das
C
die, der, die
D
die, der, dem
Slide 13 - Quiz
de lidwoorden van de vrouwelijke naamvallen zijn:
A
die - der - die
B
der - dem - den
C
das - dem - das
D
die - den (n) - die
Slide 14 - Quiz
Naamvallen
Een naamval herken je aan .....
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
functie in de zin
D
voorzetsel, werkwoord, functie in de zin
Slide 15 - Quiz
Leerdoel: Jullie begrijpen de grammaticale functies van de naamvallen en kunnen deze herkennen
Ja ik begrijp het goed
Nee ik heb nog extra oefening en uitleg nodig
Ik begrijp het een beetje maar heb nog extra oefening en uitleg nodig
Slide 16 - Poll
Ik snap de naamvallen!
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 17 - Poll
De naamvallen in het Duits
snap ik heel goed
snap ik een beetje, nog even oefenen
vind ik nog heel lastig; ik heb extra uitleg nodig
Slide 18 - Poll
More lessons like this
Grammatik Kapitel 2
December 2022
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
naamvallen 1e 3e en4e deel III
May 2019
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
3 h Gesundheit DU4 L1
October 2024
- Lesson with
20 slides
Duits
Secondary Education
naamvallen 1e 3e en4e deel III
June 2023
- Lesson with
32 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
naamvallen 1e 3e en4e deel III
20 days ago
- Lesson with
32 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Der-Gruppe: Eerste, derde en vierde naamval oefenen
February 2023
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Grammatik Kapitel 2
October 2023
- Lesson with
23 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
GKC MH3 naamvallen 1-3-4e 30-6
June 2020
- Lesson with
35 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2