This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Zorgen ervoor dat
woorden, zinnen en alinea's
met elkaar samenhangen.
Aan een
signaalwoord
zie je met
welk tekstverband
je te maken hebt.
- chronologisch verband/ tijdsvolgorde
- opsommend verband
- tegenstellend verband- uitleggend verband
- redengevend verband
- concluderend verband
- vergelijkend verband
(en meer)
Een redengevend verband geeft aan
waarom iemand iets doet of vindt.
SIGNAALWOORDEN
bij redengevend verband
- want - omdat - daarom - dus -
de reden hiervoor is - het argument is
VOORBEELD
redengevend verband
Voor het proefwerk van biologie had ik een slecht cijfer,
want ik heb er niet goed voor geleerd.
De reden van het slechte cijfer is
dat ik niet geleerd heb voor het proefwerk.