Mens en Omgeving 1 t/m 7

Wat wordt bedoeld met textiel?

A
Alles wat met schoonmaken te maken heeft.
B
Geweven stoffen zoals handdoeken en lakens.
1 / 22
next
Slide 1: Quiz
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat wordt bedoeld met textiel?

A
Alles wat met schoonmaken te maken heeft.
B
Geweven stoffen zoals handdoeken en lakens.

Slide 1 - Quiz

Hoe noemen we werk dat één keer in de zes weken gedaan wordt?
A
Dagelijkse werkzaamheden
B
Maandelijkse werkzaamheden
C
Wekelijkse werkzaamheden
D
Periodieke werkzaamheden

Slide 2 - Quiz

Waar is dit een voorbeeld
van?
A
Domotica
B
Robotica

Slide 3 - Quiz

Dagelijks
Wekelijks
Periodiek
Afwassen
Ramen lappen
Bed verschonen

Slide 4 - Drag question

Sleep de juiste schoonmaak methode naar het soort vuil
Droog vuil
Aangekleefd vuil
Ontzichbaar vuil
Stofzuigen
Dweilen
Desinfecteren

Slide 5 - Drag question

wat betekenen
de volgende
symbolen ?
A
1=Giftig, 2= bijtend, 3 = schadelijk op lange termijn 1= Milieugevaarlijk, 2= Schadelijk, 3=Oxiderend
B
1 = Ontplofbaar, 2 = giftig, 3= milieugevaarlijk
C
1 = Milieugevaarlijk, 2 = giftig, 3 = oxiderend
D

Slide 6 - Quiz

In de huishoudelijke dienst moet je ergonomisch werken. Beschrijf wat ergonomisch werken betekent en noem twee voorbeelden.

Slide 7 - Open question

Wat is de functie van kleding? Noem twee functies.

Slide 8 - Open question

Katoen 
Linnen
Polyester
Wol
Zijde
Makkelijk te verven en ademende stof.
Vochtabsorberend, voelt koel aan en kreukt snel.
Duurzaam en beschermt goed tegen de kou.
Glanzend en zacht.
Sterk en vormvast

Slide 9 - Drag question

Wat betekent het wassymbool op de foto?

Slide 10 - Open question

Wat betekent dit wassymbool?

Slide 11 - Open question

Wat betekent het wassymbool?

Slide 12 - Open question

Een baliemedewerker moet representatief zijn. Wat betekent ‘representatief’?
A
Dat je altijd aardig en klantvriendelijk bent tegen gasten en zorgvragers.
B
Dat je de regels in het bedrijf en alle medewerkers goed kent.
C
Dat je de omgangsregels die in een bedrijf gelden kunt toepassen.
D
Dat je met je uiterlijk en gedrag laat zien dat je bij het bedrijf hoort.

Slide 13 - Quiz

Waarom is het belangrijk dat je een representatief en verzorgd uiterlijk hebt als je achter de balie staat?
Geef minstens één reden.

Slide 14 - Open question

Noem drie basisvaardigheden die te maken hebben met actief luisteren.

Slide 15 - Open question

Er belt een vrouw die meneer Teunis wil spreken. Meneer Teunis is vandaag niet aanwezig. Wat vertel of vraag je de vrouw?

A
Is het mogelijk dat u op een later tijdstip terugbelt?
B
Kan ik een bericht voor u aannemen?

Slide 16 - Quiz

Wat staat er in de Arbowet?

A
De werknemers zijn verantwoordelijk voor goede werkomstandigheden in een bedrijf.
B
De werkgevers zijn verantwoordelijk voor goede werkomstandigheden in een bedrijf.
C
De werkgevers en werknemers zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor goede werkomstandigheden in een bedrijf.
D
De overheid is verantwoordelijk voor goede werkomstandigheden in een bedrijf.

Slide 17 - Quiz

Waar is een robot die een oudere man gezelschap houdt een voorbeeld van?
A
Domotica
B
E-Health
C
Ergonomie
D
Robotica

Slide 18 - Quiz

Omgangsregels heb je ook op school. Noem drie omgangsregels waar je je op school aan moet houden.
Bijvoorbeeld:

Slide 19 - Open question

Veiligheid gaat boven alles. Waar moet je op letten om een zo veilig mogelijke omgeving te hebben?
Noem drie zaken waar je aan moet denken bij het inrichten van een gebouw.

Slide 20 - Open question

Is deze ingang geschikt
voor mensen in een
rolstoel ?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz

Wat aan deze keuken kan je
aanpassen voor iemand in een
rolstoel ?

Slide 22 - Open question