Mens en Omgeving H1-3

Mens en omgeving
Voorbereiden theorietoets.

1 / 21
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Mens en omgeving
Voorbereiden theorietoets.

Slide 1 - Slide

Welke producten zijn geen schoonmaakmaterialen?
A
microvezeldoekje
B
stozuiger
C
allesreiniger
D
zeem

Slide 2 - Quiz

Wat betekent dit wassymbool:
A
Niet drogen in de wasdroger
B
Drogen in de wasdroger
C
Niet wassen in de wasmachine
D
Wassen in de wasmachine

Slide 3 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van schoonmaken.
A
Van vies naar schoon.
B
Van schoon naar vies.
C
Van beneden naar boven.
D
Eerst nat, dan droog.

Slide 4 - Quiz

Je ziet twee manieren om een wasmand te tillen.
welke is juist?

Welke manier is het best voor je rug?

A
links
B
rechts

Slide 5 - Quiz



Door goede hygiëne kun je infectieziektes voorkomen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

De hoofdgroepen voor het sorteren van was zijn:
A
Witte was, bonte was, fijne was, nieuwe was
B
Licht en donkergekleurde was, wolwas, synthetische was
C
Witte was, bonte was, fijne was, handwas
D
Lichtgekleurde was, donkergekleurde was, handwas, synthetische was

Slide 7 - Quiz

Wanneer gebruik je een voorwasprogramma?
A
Bij witte was
B
Bij heel vieze was
C
Altijd
D
Bij wassen op 90 graden

Slide 8 - Quiz

Wat is hard water?
A
Water wat na verloop van tijd hard wordt
B
Water waar veel kalium in zit
C
Water waar veel kalk in zit

Slide 9 - Quiz

Wat is een eigenschap van katoen?
A
Het is alleen bij lage temperatuur wasbaar.
B
Het is koel in het dragen.
C
Het is synthetisch materiaal.
D
Het kreukt niet.

Slide 10 - Quiz

De zonwering in de slaapkamer van meneer Van Huffelen maak je 1 keer per jaar schoon. Hoe noem je deze schoonmaakbeurt?
A
Dagelijks
B
Wekelijks
C
Periodiek

Slide 11 - Quiz

Welke schoonmaakmethode hoort bij het speelgoed op de foto? (treintje van hout).
A
Afnemen met een klamvochtige doek.
B
Afnemen met een natte spons.
C
Schoonborstelen in een sopje van warm water met schoonmaakmiddel.
D
Wassen in de wasmachine.

Slide 12 - Quiz



Dit is de juiste manier om een wasmand op te tillen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Wat betekent textiel ?

A
Vezels
B
Geweven stof
C
Draden
D
Stof

Slide 14 - Quiz

Representatief is niet:
A
Schoon en fris ruiken
B
Je haar netjes
C
De juiste kleding aan hebben
D
Té aanwezige make-up ophebben

Slide 15 - Quiz

Wat zien wij hier?
A
Toepassingsgebieden
B
Gevarensymbolen
C
Pictogrammen
D

Slide 16 - Quiz

Wat is een voorbeeld van droog vuil?
A
Hondenharen
B
Limonade
C
Modder
D
Schimmel

Slide 17 - Quiz

Wat is dit voor een strijksymbool?
A
strijken
B
strijken max. 110 graden
C
strijken max. 150 graden
D
strijken max. 200 graden

Slide 18 - Quiz

Wanneer ben je een goed visitekaartje voor het bedrijf?
A
Als je nette kleding draagt
B
Als je sterk naar parfum ruikt
C
Als je veel make-up draagt
D
Als je kauwgom eet

Slide 19 - Quiz

Welke van deze kledingstukken hoort bij de bonte was?
A
wit t-shirt
B
spijkerbroek
C
bontjas
D
zwarte onderbroek

Slide 20 - Quiz

Wat is een natuurlijke grondstof?
A
Polyester
B
Viscose
C
Katoen
D
Acetaat

Slide 21 - Quiz