OPDRACHT 2
a/b vissen – visten
vangen – vingen
c Vissen – visten verandert niet van klank in de vt.
Vangen – vingen verandert van klank in de vt.
OPDRACHT 3
a B Als de klank in de vt hetzelfde is als in de tt.
b/c
hele
werkwoord
stam ik-vorm tt ik-vorm
vt
wij-vorm
vt
breien brei brei breide breiden
zetten zett zet zette zetten
blozen bloz bloos bloosde bloosden
antwoorden
antwoord
antwoord
antwoordde
ant -
woordden
verven verv verf verfde verfden
wassen wass was waste wasten
kibbelen kibbel kibbel kibbelde kibbelden
relaxen relax relax relaxte relaxten
toveren tover tover toverde toverden
d Vissen is een zwak werkwoord (want de klank verandert
niet in de vt: visten).
Vangen is een sterk werkwoord (want de klank verandert
in de vt: vingen)