This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Slide
Voorbeeld NL Voorstelling
Slide 5 - Mind map
Voorbeeld NL uitdrukkingsvorm
Slide 6 - Mind map
Voorbeeld NL opvatting
Slide 7 - Mind map
Voorbeeld NL norm
Slide 8 - Mind map
Voorbeeld NL waarde
Slide 9 - Mind map
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Hoeveel % van NL is moslim?
Slide 17 - Open question
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Kan satire te ver gaan?
A
ja
B
nee
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Slide
Wanneer gaat satire te ver? nooit?
Slide 22 - Open question
Slide 23 - Slide
padlet.com
Slide 24 - Link
padlet.com
Slide 25 - Link
Gaat te ver ~ Grappig
Slide 26 - Poll
Gaat te ver ~ Grappig
Slide 27 - Poll
LYXAJ
https://LessonUp.app/invite/group/lyxaj
Slide 28 - Slide
Gaat te ver ~ Grappig
Slide 29 - Poll
Gaat te ver ~ Grappig
Slide 30 - Poll
Gaat te ver ~ Grappig
Slide 31 - Poll
Gaat te ver ~ Grappig
Slide 32 - Poll
Gaat te ver ~ Grappig
Slide 33 - Poll
Gaat te ver ~ Grappig
Slide 34 - Poll
Gaat te ver ~ Grappig
Slide 35 - Poll
Gaat te ver ~ Grappig
Slide 36 - Poll
Slide 37 - Slide
Slide 38 - Video
Gaat te ver ~ Grappig
Slide 39 - Poll
Slide 40 - Slide
Slide 41 - Slide
Slide 42 - Slide
Slide 43 - Slide
Slide 44 - Slide
1 a Leg uit dat de mop een onderdeel is van onze cultuur. Gebruik in je uitleg: - de omschrijving van het kernconcept cultuur; - een voorbeeld uit tekst 1 van het kernconcept cultuur.
Slide 45 - Open question
1 b Leg uit dat het sociaal-culturele verschijnsel humor dynamisch is. Gebruik in je uitleg informatie uit tekst 1 waaruit het dynamische karakter van cultuur blijkt.
Slide 46 - Open question
Slide 47 - Slide
Socioloog Kuipers heeft onderzoek gedaan naar de samenhang tussen humorstijlen en opleidingsniveau. In tabel 1 staan resultaten uit het onderzoek. 2p 6 Leg uit welk sociaalwetenschappelijk paradigma te herkennen is in het onderscheid in humorstijlen in tabel 1. Gebruik in je uitleg: de naam en een kenmerk van het gekozen paradigma; informatie uit tabel 1 over het gekozen kenmerk.
Slide 48 - Open question
Er zijn verschillende soorten kapitaal. 2p 8 Leg uit dat socialisatie kan verklaren dat een verschil in kapitaal tussen lager en hoger opgeleiden kan leiden tot een verschil in humorstijlen tussen deze groepen. Gebruik in je uitleg: een soort kapitaal; informatie uit tabel 1 waaruit een verschil in de gekozen soort kapitaal blijkt; de omschrijving van het kernconcept socialisatie.
Slide 49 - Open question
2p 9 Leg uit dat het verschil in referentiekader tussen lager en hoger opgeleiden wat betreft humor kan leiden tot weinig sociale cohesie tussen lager en hoger opgeleiden. Gebruik in je uitleg: een omschrijving van het begrip referentiekader; informatie uit tabel 1 over het verschil in referentiekader; de omschrijving van het kernconcept sociale cohesie.
Slide 50 - Open question
1p 10 Met welk begrip is te verklaren, dat iemand wel met buurtkinderen om een Belgenmop lacht, maar niet met collega’s?