Lesson 2.2: Past simple

Grammar
Lesson 2.2: Past simple
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Grammar
Lesson 2.2: Past simple

Slide 1 - Slide

Past simple
Past simple= Verleden tijd
- Je gebruikt de past simple als je wilt zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen
--> I walked to school yesterday

Slide 2 - Slide

Past simple
--> Hoe vorm je de past simple?
- Je gebruikt het hele werkwoord en hier voeg je dan -ed aan toe
LET OP:
- Je gebruikt voor alle personen (I/you/he/she/it/we/you/they) dezelfde vorm.

Slide 3 - Slide

Past simple
Uitzonderingen
1. Bij werkwoorden die eindigen op een -e voeg je in de past simple alleen -d toe 
- Live --> Lived

Slide 4 - Slide

Past simple
2. Bij werkwoorden die eindigen op medeklinker + - Y haal je de -y weg en dan komet er -ied voor in de plaats
- Try --> tried

Slide 5 - Slide

Past simple
3. Werkwoorden die eindigen op klinker + - y krijgen wel gewoon  -ed
 
Play --> played

Slide 6 - Slide

Past simple
4. Bij werkwoorden van 1 lettergreep die eindigen op één klinker + één medeklinker: Verdubbel laatste letter en dan voeg je -ed toe

Stop / clap --> Stopped / clapped

Slide 7 - Slide

Past simple
5. Bij werkwoorden van 2 lettergrepen of meer die eindigen op -l verdubbel je de -l en daarna voeg je -ed toe

Travel / cancel --> travelled / cancelled

Slide 8 - Slide

Past simple
- In ontkenningen en vragn in de past simple gebruik je did/didn't + hele ww
- Ook hier gebruik je na elke persoon vorm

In ontkenningen komt eerst het onderwerp - daarna didn't (of did not) + hele ww

Slide 9 - Slide

Past simple
- In vragen kome eerst did- daarna het onderwerp - daarna het hele ww 
LET OP:
Na did of didn't komt altijd het hele werkwoord dus geen -ed
- De past simple van het hele ww 'to be' is extra onregelmatig

Slide 10 - Slide

Past simple
- Er is in de past simple niet 1 vorm, er zijn 2 vormen. Was / Were
Was= I/He/She/It
Were= You/We/You/They

Ontkenning --> Wasn't / Weren't
Vraagzin --> Was of wer vooraan in de zin

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide