Bron H woordvolgorde

Bron H: Woordvolgorde (p. 74)
1) De werkwoorden zo dicht mogelijk bij elkaar.
2) Er kan een ontkenning tussenkomen.
3) Bijwoorden zoals souvent, toujours, vraiment, bien, mal, beaucoup, déjà komen meestal meteen na de persoonsvorm.
4) Tijd en plaats komen vooraan of achteraan in de zin. Zet het ene ervoor, het andere erachter.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bron H: Woordvolgorde (p. 74)
1) De werkwoorden zo dicht mogelijk bij elkaar.
2) Er kan een ontkenning tussenkomen.
3) Bijwoorden zoals souvent, toujours, vraiment, bien, mal, beaucoup, déjà komen meestal meteen na de persoonsvorm.
4) Tijd en plaats komen vooraan of achteraan in de zin. Zet het ene ervoor, het andere erachter.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Quelle phrase est correcte?
A
Le bus va à dix heures venir.
B
Le bus va venir à dix heures.
C
Le bus ne va venir pas à dix heures.
D
Le bus ne va venir à dix heures.

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Quelle phrase est correcte?
A
Demain je ne vais pas partir en France.
B
Demain je vais ne pas partir en France.
C
Je ne vais pas partir demain en France.
D
Je ne vais partir pas en France demain.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Zet de woorden in de goede volgorde:
Elle - à onze heures - train - va - le - prendre
(HET EERSTE WOORD STAAT AL GOED!)

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Zet de woorden in de goede volgorde:
Ma - fruits - ne - de - tante - pas - mange.
(HET EERSTE WOORD STAAT AL GOED!)

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Zet de woorden in de goede volgorde:
La semaine prochaine - à Paris - faire - tu - vas - basket - du

(HET EERSTE WOORD STAAT AL GOED!)

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Kennen jullie deze nog : Ontkenningen (p. 112)
ne ... pas                                     = niet, geen 
ne ... jamais                              = nooit
ne ... plus                                   = niet meer
ne ... pas encore                    = nog niet
ne ... rien                                    = niets


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

ne ... plus
ne .... pas encore
ne .... pas
ne ... jamais
ne ... rien
nooit
geen
niets
niet meer
niet
nog niet
niks

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

Quelle phrase est correcte?
Ik heb geen geld.
A
Je ne ai pas d'argent.
B
Je n'ai pas d'argent.
C
Je n'ai jamais d'argent.
D
Je n'ai plus d'argent.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Quelle phrase est correcte?
Jij gaat nog niet naar Parijs.
A
Tu ne vas plus à Paris.
B
Tu ne vas plus de Paris.
C
Tu ne vas pas encore à Paris.
D
Tu vas ne pas encore à Paris.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Quelle phrase est correcte?
U bent niet meer onze docent.
A
Vous n'êtes pas encore notre prof.
B
Vous n'êtes jamais notre prof.
C
Vous n'êtes pas notre prof.
D
Vous n'êtes plus notre prof.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Zet de ontkenning in de zin:
Nous sommes à Lille. (nog niet)

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Zet de ontkenning in de zin:
Tu achètes du poulet. (niet meer)

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Zet de ontkenning in de zin:
Je voudrais une pizza. (nooit)

Slide 14 - Open question

This item has no instructions


Lesdoelen:

  • jullie kennen de verschillen tussen de werkwoordstijden
  • jullie kennen de uitgangen van de werkwoordstijden bij regelmatige ww'en op -er
  • jullie kennen de vertaling van demain, hier, aujourd'hui, etc en kunnen dat toepassen op de ww tijden


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Zet deze in de juiste volgorde en vervoeg eventueel het werkwoord:

demain - Gabrielle - manger - va - au restaurant 




Slide 16 - Slide

Demain Gabrielle va manger dans un restaurant.

manger - dans un restaurant - ne/n’ - vous- jamais
timer
1:00

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Zet onderstaande zin in de juiste volgorde en vervoeg ook het werkwoord:

il- travailler - hier - chez - Albert Heijn

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions