Bron H woordvolgorde

Bron H: Woordvolgorde (p. 79)
volgorde: OND - PV - ander werkwoord - rest van de zin 
1) De werkwoorden zo dicht mogelijk bij elkaar.
2) Er kan een ontkenning tussenkomen.
3) Bijwoorden zoals souvent, toujours, vraiment, bien, mal, beaucoup, déjà komen meestal meteen na de persoonsvorm.
4) Tijd en plaats komen vooraan of achteraan in de zin, nooit in het midden.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bron H: Woordvolgorde (p. 79)
volgorde: OND - PV - ander werkwoord - rest van de zin 
1) De werkwoorden zo dicht mogelijk bij elkaar.
2) Er kan een ontkenning tussenkomen.
3) Bijwoorden zoals souvent, toujours, vraiment, bien, mal, beaucoup, déjà komen meestal meteen na de persoonsvorm.
4) Tijd en plaats komen vooraan of achteraan in de zin, nooit in het midden.

Slide 1 - Slide

Quelle phrase est correcte?
A
Le bus va à dix heures venir.
B
Le bus va venir à dix heures.
C
Le bus ne va venir pas à dix heures.
D
Le bus ne va venir à dix heures.

Slide 2 - Quiz

Quelle phrase est correcte?
A
Demain je ne vais pas partir en France.
B
Demain je vais ne pas partir en France.
C
Je ne vais pas partir demain en France.
D
Je ne vais partir pas en France demain.

Slide 3 - Quiz

Zet de woorden in de goede volgorde:
Elle - à onze heures - train - va - le - prendre
(HET EERSTE WOORD STAAT AL GOED!)

Slide 4 - Open question

Zet de woorden in de goede volgorde:
Ma - fruits - ne - de - tante - pas - mange.
(HET EERSTE WOORD STAAT AL GOED!)

Slide 5 - Open question

Zet de woorden in de goede volgorde:
La semaine prochaine - à Paris - faire - tu - vas - basket - du

(HET EERSTE WOORD STAAT AL GOED!)

Slide 6 - Open question

Ontkenningen (p. 113)
ne ... pas                                     = niet, geen 
ne ... jamais                              = nooit
ne ... plus                                   = niet meer
ne ... pas encore                    = nog niet
ne ... rien                                    = niets


Slide 7 - Slide

ne ... plus
ne .... pas encore
ne .... pas
ne ... jamais
ne ... rien
nooit
geen
niets
niet meer
niet
nog niet
niks

Slide 8 - Drag question

Ontkenningen (p. 113)
Attention! Na een ontkenning krijg je altijd DE/D'
omdat de hoeveelheid bekend is.
Exemples:
Je mange une pomme.                 Je ne mange pas de pomme.
J'ai des frites.                                    Je n'ai pas de frites.
J'ai des frères                                    Je n'ai pas de frères.

Slide 9 - Slide

Quelle phrase est correcte?
Ik heb geen geld.
A
Je ne ai pas d'argent.
B
Je n'ai pas d'argent.
C
Je n'ai jamais d'argent.
D
Je n'ai plus d'argent.

Slide 10 - Quiz

Quelle phrase est correcte?
Jij gaat nog niet naar Parijs.
A
Tu ne vas plus à Paris.
B
Tu ne vas plus de Paris.
C
Tu ne vas pas encore à Paris.
D
Tu vas ne pas encore à Paris.

Slide 11 - Quiz

Quelle phrase est correcte?
U bent niet meer onze docent.
A
Vous n'êtes pas encore notre prof.
B
Vous n'êtes jamais notre prof.
C
Vous n'êtes pas notre prof.
D
Vous n'êtes plus notre prof.

Slide 12 - Quiz

Zet de ontkenning in de zin:
Nous sommes à Lille. (nog niet)

Slide 13 - Open question

Zet de ontkenning in de zin:
Tu achètes du poulet. (niet meer)

Slide 14 - Open question

Zet de ontkenning in de zin:
Je voudrais une pizza. (nooit)

Slide 15 - Open question