Schrijven: informeren betogen

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide


Schrijven
Doel: Je weet hoe informerende en overtuigende teksten zijn opgebouwd


Doel: 
Je kent de begrippen: tekstopbouw, kernzinnen, onderwerp, hoofdgedachte, signaalwoorden, tekstverbanden, tekststructuren, mening, argumenten.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Informatieve teksten

Slide 4 - Slide

- Wie, wat en waar? 
oprolbaar verder schrijven
-Na het schrijven van de kop en de lead geef je antwoord op de meest urgente vragen die overblijven uit de 5w’s en h.
- Wanneer is het gebeurd/gaat het gebeuren? (dit kan ook al in de lead)
- Waarom is het gebeurd? 
- Hoe is het gebeurd?

Informatieve tekst

Slide 5 - Slide

lees de tekst en geef antwoord op de 5 w's en h
wie?
Wat?
waar?
wanneer?
waarom?
hoe?

Slide 6 - Slide

Betoog
doel?
hoe?
inhoud?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Volgende dia een eenvoudig betoog: 
Welke argumenten, wat is het tegenargument?
Welke signaalwoorden herken je?

Slide 9 - Slide

Rijden onder invloed is gevaarlijk, jaarlijks vinden meerdere dodelijke ongevallen plaats, waarvan rijden onder invloed de oorzaak is geweest.
 

Door te rijden onder invloed vertraagt je reactiesnelheid en neemt je vermogen om afstanden in te schatten af.
Daarnaast versmalt je blikveld door te rijden onder invloed en verslechtert je kleurwaarneming en motoriek. Mensen die onder invloed zijn hebben een verminderd vermogen van zelfkritiek, nemen meer risico’s en worden sneller suf slaperig.
Maar sommige mensen zeggen dat een glas geen kwaad kan. Dit verschilt echter enorm van persoon tot persoon. Daarom is 0 promille altijd het beste.


Kortom, door te rijden onder invloed breng je niet alleen jezelf maar ook je medemens (ongevraagd) in gevaar. Je rijdt gewoon minder goed en hebt het zelf niet eens in de gaten!


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Signaalwoorden

De zinnen in een tekst staan met elkaar in verband. Zinnen die bij elkaar horen, vormen samen alinea's. Ook alinea's kunnen bij elkaar horen en vormen dan samen een deelonderwerp.

De verbanden tussen alinea's onderling, tussen zinnen onderling en soms zelfs binnen zinnen herken je vaak aan signaalwoorden. 

Op de volgende dia vind je veelvoorkomende verbanden met bijbehorende signaalwoorden.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Aan het werk
Bouwstenen 3F
Hoofdstuk 2
§ 2.3 schrijven
Maken opdr. 2 t/m 7

Slide 15 - Slide