Rijks V2 , chapitre 2 bijv nw + ww avoir/être/faire/aller ( les 2)

CHAPITRE 2  vwo 2
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

CHAPITRE 2  vwo 2

Slide 1 - Slide

Bonjour!
Le programme d'aujourd'hui:

  • parler en classe- interview
  • herhaling: het bijvoeglijk nw
  • corriger: exercices 16 + 17 p. 70/73
Programme d'aujourd'hui
Leerdoelen. Je kan:
- de vorm van het bijv nmw aanpassen in het Frans
- de werkwoorden avoir/etre/faire/aller in de présent gebruiken

Slide 2 - Slide

Interview ...
  • Tu as des frères et soeurs?
  • Comment il/elle s'appelle?
  • il/elle est comment?
  • Qu'est-ce que vous aimez faire ensemble?
  • Tu as un animal domestique?
  • il/elle est comment?

Slide 3 - Slide

In het Frans..
Chapitre 2 aantekening: 
  • J'ai une grande maison
  • J'ai deux grandes maisons
  • J'ai un grand vélo
  • J'ai deux grandvélos
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
     -
     e
meervoud
     s
    es
Deze letters komen achter het bijvoeglijk naamwoord
BIJVOEGLIJK NAAMWOORD BASISREGEL

Slide 4 - Slide

In het Frans..
Onregelmatige vormen
Deze vormen leer je uit het hoofd
mannelijk enk.
mannelijk mv
vrouwelijk enk
vrouwelijk mv.
vertaling
bon
bons
bonne
bonnes
goed
beau
beaux
belle
belles
mooi
nouveau
nouveaux
nouvelle
nouvelles
nieuw
vieux
vieux
vieille
vieilles
oud

Slide 5 - Slide

In het Frans..
Deze bijvoeglijk naamwoorden komen voor het zelfstandig naamwoord in het Frans.

Plaats
J'ai une grande maison
J'ai un nouveau vélo
Elle a un vieux poisson
Bon, vieux, beau
petit, grand, nouveau
J'ai un petit frère
Lina est ma grande soeur.
J'ai mangé un bon gâteau

Slide 6 - Slide

In het Frans..
Andere bijvoeglijk naamwoorden staan in het Frans achter het  zelfstandig naamwoord.
Un chat noir
Un lapin adorable
Les cheveux blonds

Slide 7 - Slide

Au travail!
Corriger en classe : 
  • exercice  16ABCDE p. 70  
  • exercice 17BCD p. 72 
 Verbuga.eu
 avoir, être, faire en aller (zie stencil)

Slide 8 - Slide

avoir
etre
faire
aller
gaan
hebben
zijn
doen/maken

Slide 9 - Drag question

j'ai
tu as
il/elle /on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Grammaire 'Avoir'  hebben
ik heb
jij hebt
hij/zij heeft + wij hebben
wij hebben
u heeft, jullie hebben
zij hebben

Slide 10 - Drag question

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
avoir (hebben)
Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 11 - Drag question

ik heb gehad
jij hebt gehad
hij heeft gehad
wij hebben gehad
jullie hebben gehad
zij hebben gehad
j'ai eu
il a eu
vous avez eu
ils ont eu
tu as eu
nous avons eu

Slide 12 - Drag question

Etre - zoek de juiste vormen
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 13 - Drag question

etre
=
 zijn




il/elle/on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
tu es
je suis
jij bent
zij zijn
hij/zij/ is / wij zijn
Jullie zijn/u bent
wij zijn
ik ben

Slide 14 - Drag question

ik ben geweest
jij bent geweest
hij is geweest
wij zijn geweest
jullie zijn geweest
zij zijn geweest
j'ai été
il a été
vous avez été
ils ont été
tu as été
nous avons été

Slide 15 - Drag question

Verbuga.eu
10 minutes sur Verbuga

Choisis: les verbes: avoir -être-faire-aller
                      le présent et le passé composé

Slide 16 - Slide

Bonjour!
Le programme d'aujourd'hui:

mercredi  1er novembre 
Leren : blok E blz 89 NF/FN ( gebruik als je wilt de quizlet link) 
Oefenen: 15 minuten met verbuga .eu
Les devoirs

Slide 17 - Slide