SPQR 6: verhaal en wrden

Deze les: tekst 6
-  wat weet je al van Castor en Pollux?

- een paar woordjes les 6 oefenen

- eerste alinea van tekst 6 meerkeuzevertaling

NEEM TEKST in TEKSTBOEK/ STENCIL EN JE SCHRIFT VOOR JE
1 / 21
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Deze les: tekst 6
-  wat weet je al van Castor en Pollux?

- een paar woordjes les 6 oefenen

- eerste alinea van tekst 6 meerkeuzevertaling

NEEM TEKST in TEKSTBOEK/ STENCIL EN JE SCHRIFT VOOR JE

Slide 1 - Slide

Castor et Pollux

Slide 2 - Mind map

Samenvatting
- Zoons van Jupiter en Leda
- ene sterfelijk, ander niet
- twee alternatieve uitkomsten
- tekst 6: bemoeien zich met overwinning van Rome 
(oorlog tussen Rome en de Latijnen, 496 v.Chr.)

Slide 3 - Slide

Tempel

van Castor en Pollux
op het forum

Slide 4 - Slide

Wat betekent:
pugna
A
dus
B
strijd
C
teken
D
verhaal

Slide 5 - Quiz

Wat is de vertaling van equus?
A
oorlog
B
leider
C
paard
D
forum

Slide 6 - Quiz

dux
A
nederlaag
B
vrede
C
aanvoerder
D
woord

Slide 7 - Quiz

Wat is de vertaling narrare?
A
vechten
B
liefhebben
C
(feest)vieren
D
vertellen

Slide 8 - Quiz

vita
A
beloning
B
boom
C
(het) leven
D
lichaam

Slide 9 - Quiz

Wat betekent pugnare?
A
vluchten
B
vechten
C
lopen
D
lachen

Slide 10 - Quiz

Romani bellum gerunt,
A
De Romeinen voeren oorlog,
B
Rome voert oorlog,
C
De oorlog voert de Romeinen,
D
De Romeinen dragen in de oorlog,

Slide 11 - Quiz

sed haud facile est victoriam parere.
A
maar de overwinning behalen is helemaal niet gemakkelijk
B
maar hij behaalt de overwinning niet gemakkelijk
C
maar het is helemaal niet gemakkelijk om de overwinning te behalen
D
maar het is heel gemakkelijk om de overwinning te behalen

Slide 12 - Quiz

Dux Romanorum cladem timet.
A
De nederlaag maakt de Romeinse leider bang.
B
De leider is bang voor de Romeinen met de nederlaag.
C
De aanvoerder vreest de nederlaag met de Romeinen.
D
De generaal is bang voor een nederlaag van de Romeinen.

Slide 13 - Quiz

Auxilium deorum orat.
A
Hij smeekt bij de goden om hulp.
B
Hij smeekt om hulp van de goden.
C
Hij bidt om hulp van de goden.
D
De goden smeken hem om hulp.

Slide 14 - Quiz

Subito sonitus ungularum!
A
Plotseling maken de hoeven geluid.
B
Plotseling is er geluid van hoeven
C
Door het geluid hoort hij plotseling de hoeven.

Slide 15 - Quiz

Equi accedunt. Equi sunt candidi et ingentes.
A
De paarden naderen. De paarden zijn stralend wit en enorm groot.
B
Ze naderen op paarden. Ze zijn stralend wit en enorm groot.
C
Met paarden naderen zij. Zij zijn stralend wit en enorm groot.

Slide 16 - Quiz

Dicunt: ''Non sunt viri, sed dei!
A
Zij zeggen: ''Er zijn geen mannen, maar goden!
B
Zij zeggen: ''Zij zijn geen goden, maar mannen!
C
Zij zeggen: "Zij zijn geen mannen, maar goden!
D
Zij zeggen: ''Wij hebben geen mannen, maar goden!

Slide 17 - Quiz

Si in pugna dei Romanis favent,
A
Als de Romeinen in het gevecht steun geven aan de goden,
B
Als de goden in het gevecht steun geven aan de Romeinen,
C
Als het gevecht steun geeft aan de Romeinen
D
Als de goden steun geven met de Romeinen in het gevecht,

Slide 18 - Quiz

vincere nobis fas non est.''
A
is het voor ons niet mogelijk om te (over)winnen
B
is het met ons niet mogelijk te (over)winnen
C
is het voor ons mogelijk om te (over)winnen
D
is het met ons mogelijk te (over)winnen

Slide 19 - Quiz

Ideo hostes fugiunt.
A
Daarom verjagen zij de vijanden.
B
Daarom vlucht de vijand.
C
Daarom vluchten de vijanden.
D
Daarom vluchten zij met de vijanden.

Slide 20 - Quiz

Sic auxilio Castoris et Pollucis Romani hostes vincunt.
A
Zo overwinnen de Romeinen met hulp van C. en P. de vijanden.
B
Zo overwinnen de vijanden met hulp van C. en P. de Romeinen.
C
Zo overwinnen C. en P. de vijanden.

Slide 21 - Quiz