Verwijswoorden

Klaarleggen: boek, schrift, wisbordje, iPad
Leg klaar: boek, schrift, wisbordje, iPad. Maak de vragen (op je wisbordje).

Kies deze, die, dit of dat
1. De geslaagden kregen een fraaie oorkonde, ... was opgeborgen in een leren koker.
2. Een zonsverduistering is een boeiend verschijnsel, ... echter niet zo vaak voorkomt.
3.  Een rode jurk zoals daar hangt, vind ik wel mooi, maar ... blauwe zou ik nooit kopen.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Klaarleggen: boek, schrift, wisbordje, iPad
Leg klaar: boek, schrift, wisbordje, iPad. Maak de vragen (op je wisbordje).

Kies deze, die, dit of dat
1. De geslaagden kregen een fraaie oorkonde, ... was opgeborgen in een leren koker.
2. Een zonsverduistering is een boeiend verschijnsel, ... echter niet zo vaak voorkomt.
3.  Een rode jurk zoals daar hangt, vind ik wel mooi, maar ... blauwe zou ik nooit kopen.

Slide 1 - Slide

Lesdoel:
Ik kan de juiste verwijswoorden gebruiken.


Ik zag een vogel die bezig was om zijn/haar nest te bouwen.

Soms maak ik me zorgen over de Atlantische Oceaan en zijn/haar temperatuur.

Slide 2 - Slide

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.
Ezelsbruggetje:
  • dezE en diE gebruik je bij dE-woorden.

  • diT en daT gebruik je bij heT-woorden.



Slide 3 - Slide

Verwijswoorden

Slide 4 - Slide

Verwijswoorden 
Verwijswoorden verwijzen naar andere woorden in de tekst, ze zorgen voor afwisseling.
Voorbeelden van verwijswoorden:
enkelvoud: hij, hem, zij/ze, haar, het.
De buurjongen heeft een scooter. Hij zet hem elke avond in de garage.

meervoud: ze 
De leerlingen zijn te laat. Ze mogen niet meer naar binnen.

Slide 5 - Slide

Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:







het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij, ze, haar
die, deze
meervoud (mensen)
zij, ze, hen, hun
die, deze
meervoud (dieren/dingen)
ze, hun
die, deze

Slide 6 - Slide

Oefenen
hem - het - hij - zij

Iris was nog maar een klein meisje toen ... haar eigen land verliet en naar Nederland kwam.

Slide 7 - Slide

hem - het - hij - zij
De hond van de buren is heel lief en vrolijk, ze kunnen ... dus makkelijk alleen laten met hun kinderen.

Slide 8 - Open question

hem - het - hij - zij
Kinderen klimmen graag in bomen; ... vinden het leuk om de wereld van bovenaf te bekijken.

Slide 9 - Open question

hem - het - hij - zij
Maarten heeft een briljante oplossing bedacht. ... is echt heel slim.

Slide 10 - Open question

hem - het - hij - zij
Het patroon op de neus van een kat is zo uniek, dat ... gelijkstaat aan een vingerafdruk.

Slide 11 - Open question

hem - het - hij - zij
Paul heeft maar één droom: ... wil wereldkampioen surfen worden.

Slide 12 - Open question

Daar hangt de poster van ... boek.
... heeft een prijs gewonnen.
A
dat en hij
B
dat en het
C
die en hij
D
die en het

Slide 13 - Quiz

Aan de slag
Blz. 236-237.

Maak in je schrift: opdracht 1 t/m 4.

Klaar? Online taak in Planning.

Slide 14 - Slide

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt    ________ erg leuk.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze

Slide 15 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 16 - Drag question