Verwijswoorden verwijzen naar andere woorden in de tekst, ze zorgen voor afwisseling.Voorbeelden van verwijswoorden:
enkelvoud: hij, hem, zij/ze, haar, het.
De buurjongen heeft een scooter. Hij zet hem elke avond in de garage.
meervoud: ze
De leerlingen zijn te laat. Ze mogen niet meer naar binnen.