Hoofdstuk 2 - Les 7 - O/OO - Instructieles

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Hoofdstuk 2 - Les 7 - O/OO

Curio ISK - Spelling instroom

Instapdictee

Weet je het nog? 

1. In de ochtend drink ik graag ...

2. Hij geeft een goed ...

3. De baas heeft een groot ...

4. In de nacht is het buiten ...

5. De muzikant slaat op de ...

6. Weet jij het ...?

7. In haar oor hangt een ...

8. Ik tel van één tot ...

9. Hij duwt de kar ...

10. Niemand houdt van ...

11. Hij gedraagt zich niet ...

12. Ik leg mijn kleren in mijn ...

Opdracht 1:

Welk woord heeft een lange klank? 

1. Welk woord heeft een lange klank?

1. boven
2. boffen

2. Welk woord heeft een lange klank?

1. open
2. oppervlakte

3. Welk woord heeft een lange klank?

1. oppas
2. opa

4. Welk woord heeft twee lange klanken?

1. motto
2. foto

5. Welk woord heeft een lange klank?

1. vogel
2. vloggen

6. Welk woord heeft een lange klank?

1. koffer
2. kogel

7. Welk woord heeft een lange klank?

1. zonnen
2. zomer

8. Welk woord heeft een lange klank?

1. konijn
2. komma

9. Welk woord heeft een lange klank?

1. mobiel
2. mopper

10. Welk woord heeft een lange klank?

1. botsing
2. boter

Lange klank met één O

open

kogel

boven

zomer

opa

foto

vogel

konijn

mobiel

boter

opper

koffer

boffen

zonnen

oppas

motto

vloggen

komma

mopper

botsing

Opdracht 2:

Wat zie je?

Korte klank

Lange klank

boven

open

oppas

motto

vogel

koffer

Korte klank 

Lange klank 

zonnen

botsing

konijn

mobiel

opa

opper

Korte klank

Lange klank

foto

vloggen

kogel

komma

mopper

boter

Lange klank met één teken

open	boven
kogel	zomer
foto	konijn
opa	mobiel
vogel	boter

Uitspreken!

foto

konijn

open

boven

boter

kogel

zomer

mobiel

vogel

opa

mobiel

konijn 

vogel

open

boven

boter

opa

kogel

foto

zomer

Opdracht 3:

Hoe schrijf je het? 

Opdracht 4:

Welke woorden ken je nu met een korte of lange klank [O/OO]?

Korte klank [o]

Lange klank [oo]

Afsluitdictee

Ruim je laptop op en pak je spellingschrift en een potlood. 

Schrijf bovenaan:   
Hoofdstuk 2 - Les 7

Schrijf in de kantlijn de nummers 

1 t/m 10

7

2

Zet een streep onder de woorden met [o] of [oo]

1	Ik maak een foto met mijn telefoon .
2	Het konijn zit in het hok .
3	De doos staat open .
4	De docent loopt naar boven .
5	De kogel gaat door het raam.
6	In de zomer komt de zon .
7	Mijn mobiel gaat in de zak.
8	De vogel zit op het dak van de school .
9	Ik eet boter op mijn brood .
10	Mijn opa en oma wonen in Polen .

1	foto
2	konijn
3	open
4	boven
5	kogel
6	zomer
7	mobiel
8	vogel
9	boter
10	opa

Einde hoofdstuk 2 - les 7