PROEFTOETS MEDIA WERK CRIMINALITEIT

DEEL 1 MEDIA 
WE OEFENEN NU MET DE 3 THEMA's VOOR DE ECHTE TOETS:

1. THEMA MEDIA 2.THEMA WERK 3.THEMA CRIMINALITEIT 

DE ECHTE TOETS IS MEERKEUZE ZOALS IN DEZE LESSONUP
1 / 50
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

DEEL 1 MEDIA 
WE OEFENEN NU MET DE 3 THEMA's VOOR DE ECHTE TOETS:

1. THEMA MEDIA 2.THEMA WERK 3.THEMA CRIMINALITEIT 

DE ECHTE TOETS IS MEERKEUZE ZOALS IN DEZE LESSONUP

Slide 1 - Slide

Er zijn commerciële omroepen en publieke omroepen. Wat is het belangrijkste verschil?
Publieke omroepen:

A
hebben als doel geld te verdienen.
B
. krijgen al hun geld uit reclame-inkomsten.
C
ontvangen geld van de overheid.
D
zenden geen reclame uit.

Slide 2 - Quiz

Wat is geen maatschappelijke functie van de media?
A
Informatieve functie
B
Controle- of waakhondfunctie
C
Socialiserende functie
D
Asocialiserende functie

Slide 3 - Quiz

De vrijheid van journalisten om ongehinderd berichten te kunnen publiceren.
A
Censuur
B
Indoctrinatie
C
Beeldvorming
D
Persvrijheid

Slide 4 - Quiz

Het expres weglaten of veranderen van bepaalde informatie.

A
Censuur
B
Indoctrinatie
C
Beeldvorming
D
Persvrijheid

Slide 5 - Quiz

Je vormt je steeds een beeld van iets, iemand of een situatie.

A
Censuur
B
Indoctrinatie
C
Beeldvorming
D
Persvrijheid

Slide 6 - Quiz

Welke maatschappelijke functies hebben Media?
A
Informatieve, Controlerende, Socialiserende functies
B
Censuur, indoctrinatie, informatieve
C
Filterbubbel, socialisatie, selectieve waarneming.
D
Niet discrimineren, niet liegen en niet beledigen.

Slide 7 - Quiz

Welke reclametruc wordt toegepast in de foto?
A
Gevoel
B
Ideaalbeeld
C
Bekende mensen
D
Prijzen

Slide 8 - Quiz

Bij een ... omroep zie je minder reclame.
A
Commerciële
B
Publieke

Slide 9 - Quiz

In de mediawet staan regels waarin bv kinderen worden beschermd tegen reclame
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

In reclame worden vaak de feiten met opzet veranderd of weggelaten.
Dit noemen we:
A
Ideaalbeelden
B
Manipulatie
C
Indoctrinatie
D
Sluikreclame

Slide 11 - Quiz

Commerciële zenders
Een doelgroep wordt bepaald door
Sluikreclame
Publieke omroepen
Ideaalbeelden die je in een reclame ziet
de leeftijd
mogen maximaal 12 minuten per uur reclame uitzenden
zijn perfecte beelden van mensen en situatie
mogen hun programma's onderbreken voor reclame
is verboden in Nederland

Slide 12 - Drag question

Zijn deze uispraken objectief of subjectief?

I. Sigaretten bevatten nicotine en teer.
II. Maatschappijleer is het leukste vak op school.
A
I en II zijn objectief
B
I is objectief, II is subjectief
C
I is subjectief, II is objectief
D
I en II zijn subjectief

Slide 13 - Quiz

Bedrijven verzamelen cookies over jou en maken daarmee een digitaal profiel
Hierin staan regels, bijvoorbeeld over de hoeveelheid reclame
Een groep mensen met min of meer dezelfde kenmerken en of interesses
Een spreuk of slagzin die in je hoofd blijft zitten
Een reclame die zegt: als je dit koopt wordt je leven geweldig
Hiervan is sprake als feiten met opzet worden veranderd of weggelaten
Online profilering
Slogan
Ideaalbeeld
Mediawet
Manipulatie
Doelgroep

Slide 14 - Drag question

Wat doet een persbureau?
Een persbureau:

A
controleert of kranten zich wel houden aan de Mediawet.
B
verstuurt persberichten naar alle kranten.
C
koopt alle interessante artikelen van kranten.
D
verzamelt berichten over gebeurtenissen

Slide 15 - Quiz

Welke uitspraak klopt?
1. Het vermelden van een nieuwsbron betekent dat de informatie is gecontroleerd.
2. Bij het vermelden van een nieuwsbron is hoor en wederhoor niet meer nodig.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide onjuist.
D
1en 2 zijn beide juist.

Slide 16 - Quiz

Wat houdt de theorie van de selectieve waarneming in?
A
Mensen kijken op één dag naar tv-programma’s op verschillende zenders.
B
In sommige kranten wordt steeds dezelfde mening herhaald.
C
De media maken elk jaar weer andere soorten tv-programma’s.
D
Mensen kiezen zelf welke informatie tot zich nemen.

Slide 17 - Quiz

Bedrijven verzamelen met behulp van cookies informatie over jou. Dit noemen we:
A
Online profilering
B
Mediawijs
C
Een Viral
D
Framing

Slide 18 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Hoor en wederhoor wil zeggen dat feiten en meningen door elkaar lopen
2. Berichten in populaire kranten zijn altijd onbetrouwbaar

A
1 is onjuist, 2 is juist.
B
1 en 2 zijn beide onjuist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 is juist, 2 is onjuist.

Slide 19 - Quiz

DEEL 2 WERK  
OEFENEN MET BEGRIPPEN:
Piramide Maslow, MA'ladder, soc.ongelijkheid, soc.mobiliteit, Status, CAO, Verzorgingsstaat 

Slide 20 - Slide

In een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) staat waar een beroepsgroep (bijvoorbeeld onderwijspersoneel) in zijn baan recht op heeft
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Welk beroep staat hoger op de maatschappelijke ladder als je kijkt naar verantwoordelijkheid?
A
Schoonmaker
B
Ambulancemedewerker
C
Voetballer
D
reclamemedewerker

Slide 22 - Quiz

Welk van de volgende kenmerken heeft geen invloed op je maatschappelijke positie?
A
Verantwoordelijkheid
B
Hobby
C
Loon
D
Kennis

Slide 23 - Quiz

Welk beroep staat bovenaan de maatschappelijke ladder als je kijkt naar Loon
A
Schoonmaker
B
Voetballer
C
Ambulancemedewerker
D
reclamemedewerker

Slide 24 - Quiz

Nederland heeft een hoge sociale mobiliteit dat betekent:
A
Dat de rijke mensen makkelijk sociaal met iedereen om kunnen gaan
B
Dat je makkelijk kan klimmen en dalen op de maatschappelijke ladder
C
De auto geeft je een hoge mobiliteit
D
Sociale situaties vragen een hoop van je

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

De eerste stap in de Pyramide van Maslow is basisbehoeften zoals eten, drinken, slapen, dak boven je hoofd
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Zet de beroepen in de juiste volgorde. Zet het begroep met de meeste macht, het meeste aanzien of het meeste bezit bovenaan.

Slide 28 - Drag question

Sociale mobiliteit betekent:
A
Je kunt klimmen op de maatschappelijke ladder
B
Macht, kennis en geld zijn niet gelijk verdeeld over de samenleving.
C
Alle maatschappelijke posities van hoog naar laag
D
Je kunt bewegen, zoals dansen, waardoor je een betere positie hebt.

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Video

Hoe houden we de verzorgingsstaat betaalbaar?

  • Bezuinigen op uitkeringen
  • Meer eigen bijdrages van burgers vragen 
  • Langer doorwerken na pensioen (dus later AOW uitkering)
  • Meer banen en minder werklozen(dus minder WW uitkering) 

Slide 31 - Slide

Wat zou een nadeel kunnen zijn van de verzorgingsstaat?

Slide 32 - Open question

DEEL 3 CRIMINALITEIT  
Overtreding/misdrijf, theorieën van criminaliteit, seponeren of schikken of vervolgen, het OM= openbaar ministerie= alle officieren van jusitie, trias politica, taak van de officier van justitie   

Slide 33 - Slide

De oorzaak van crimineel gedrag is volgens de etiketteringstheorie dat iemand:
A
als kind al moeite heeft om zich te beheersen.
B
door z’n omgeving als crimineel wordt beschouwd.
C
maar weinig relaties met familie en vrienden heeft.
D
nauwkeurig kan inschatten wat de pakkans is.

Slide 34 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. De officier van justitie bepaalt of een verdachte vervolgd wordt.
2. Alleen bij een overtreding kan de officier van justitie seponeren.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 35 - Quiz

Welke rol heeft de officier van justitie tijdens de rechtszaak?

A
De rechtszaak leiden.
B
Het vonnis (de straf) bepalen.
C
De schuld van de verdachte bewijzen.
D
De verdachte verdedigen.

Slide 36 - Quiz


De rechter moet beoordelen of er voldoende bewijs tegen een verdachte is.
  • Wat gebeurt er als er onvoldoende bewijs is? 
A
Dan krijgt de verdachte een lagere straf.
B
De verdachte krijgt dan een geldboete in plaats van een gevangenisstraf.
C
De verdachte krijgt dan vrijspraak.
D
De rechter stelt de verdachte dan een schikking voor.

Slide 37 - Quiz

Wat is een risicofactor bij criminaliteit?
A
Groepsdruk
B
Slechte opvoeding
C
Allen zijn risicofactoren
D
Psychologische stoornissen

Slide 38 - Quiz

Welke theorie is dit voorbeeld van toepassing:
"Ruben kan nergens werk krijgen door een misdrijf uit zijn jeugd"

A
Aangeleerd gedragstheorie
B
Anomiettheorie
C
Bindingstheorie
D
Etikettentheorie

Slide 39 - Quiz

Welke theorie is dit voorbeeld van toepassing: "Esmee voelt zich buitengesloten door iedereen daarom slaat ze bushokjes stuk"
A
Aangeleerd gedragstherapie
B
Anomiettheorie
C
Bindingstheorie
D
Etikettentheorie

Slide 40 - Quiz

Welke theorie is dit voorbeeld van toepassing:
"Robin heeft geleerd om eerst te slaan, en dan vragen te stellen aan zijn broer"

A
Aangeleerd gedragstheorie
B
Anomie theorie
C
Bindingstheorie
D
Etiketten theorie

Slide 41 - Quiz

Welke theorie is op dit voorbeeld van toepassing: "Thijs vond de sleutel van een Tesla op straat, deze bleek van de auto naast hem te zijn. Hij ging er meteen in vandoor"
A
Rationele keuze theorie
B
Anomietheorie
C
Bindingstheorie
D
Aangeleerd gedrag theorie

Slide 42 - Quiz

Welke optie van een Officier van Justitie wordt hier beschreven:
"Omdat er te weinig bewijs was ging de rechtzaak tegen Valerie niet door"
A
Seponeren
B
Strafbeschikking
C
Vervolging
D
Geen van allen

Slide 43 - Quiz

Welke mogelijkheid van een Officier van Justitie wordt hier beschreven:
"Nadat vier getuigen van de schietpartij naar voren waren gekomen moest Rien voor de rechter verschijnen"
A
Seponeren
B
Strafbeschikking
C
Vervolgen
D
Geen van allen

Slide 44 - Quiz

Als de officier van justitie besluit je zaak te schikken dan....
A
krijg je een boete
B
vervalt de aanklacht
C
moet je naar de rechter
D
ga je naar de gevangenis

Slide 45 - Quiz

Welke uitdrukking omschrijft de etiketteringstheorie het best?
A
De gelegenheid maakt de dief.
B
De heler is net zo slecht als de steler.
C
Gij zult niet stelen.
D
Eens een dief, altijd een dief

Slide 46 - Quiz

De officier van justitie stuurt een verdachte van mishandeling door naar de rechter. Hoe noem je dit?
A
Seponeren.
B
Schikken.
C
Vervolgen.
D
Arresteren.

Slide 47 - Quiz

Eerst(1)wordt er over een wetsvoorstel gestemd, dan(2) wordt de wet door iemand anders uitgevoerd en dan(3) kunnen rechters mensen straffen die zich niet aan de wet houden.

Welk begrip past het best bij deze opsomming?
A
Democratie
B
Trias Politica
C
Schikking
D
Strafrecht

Slide 48 - Quiz

Wat is de oorzaak van crimineel gedrag volgens de aangeleerd-gedragtheorie?
A
Dat iemand als kind te veel door zijn ouders is gestraft.
B
Dat iemand met strafbare middelen zich wil verrijken.
C
Dat mensen moeite hebben om hun driften te beheersen.
D
Dat mensen gevoelig zijn voor foute vrienden.

Slide 49 - Quiz

Slide 50 - Slide