(6.4 gebouwen)

• Aardrijkskunde
• MBO
• Studiejaar 1

Welkom H1B

Leerdoel

Ik kan gebouwen beschrijven.

Wat hebben we de vorige les gedaan?

Wat weet je al over het omschrijven van gebouwen?

Wat is een gebouw?

Een gebouw is  gebouwd om mensen te beschermen.

Belangrijk

Gebouwen hebben verschillende

de vorm, 

de grootte

de kleur

de materialen 

en waarvoor gebruik je het?

Vorm

De vorm van een gebouw kan bijvoorbeeld rechthoekig, rond, driehoekig zijn.

Grootte

De grootte van een gebouw kan klein en groot zijn. Soms moet het groot zijn en soms klein.

Kleur

Gebouwen kunnen verschillende kleuren hebben, zoals wit, grijs, bruin, rood, blauw, groen, enz.

Materialen

Gebouwen kunnen worden gemaakt van verschillende materialen, zoals steen, beton, hout, glas, staal, enz.

Waarvoor wordt het gebruikt?

Gebouwen worden op verschillende manieren gebruikt, zoals woningen, kantoren, scholen, ziekenhuizen, winkels, enz.

Voorbeeld: Omschrijving van een gebouw

Dit is een groot, rechthoekig gebouw. Het is grijs van kleur en gemaakt van beton. Het heeft veel ramen en wordt gebruikt als een kantoor.

Voorbeeld: Omschrijving van een gebouw

Dit is een grote kerk. Het heeft rechte lijnen. De daken zijn schuin. De kerk heeft 1 toren en een klok.

Het ziet er oud uit.

Oefening: Gebouwen omschrijven

Bekijk in groepjes van twee foto's van gebouwen en vertel hoe de gebouwen eruit zien. Gebruik ook deze woorden:

-plat/hoog

-rond

-lijnen

-schuin/recht

-ramen/deuren

-het dak

-smal/breed

-oud/nieuw

-Vertel wat je daar kunt doen en wie daar werken.

Oefening: Gebouwen raden

Laat de leerlingen in groepjes van twee omschrijvingen van gebouwen lezen en raden welk gebouw wordt beschreven.

Geef een beschrijving van de volgende afbeeldingen. 

1- Vertel dat het een object is.

2- vertel iets over het uiterlijk (vorm): klein, groot, rechthoekig, rond, zwart...

3-vertel van welk materiaal het voorwerp is gemaakt.

4- Vertel wat de functie is van het voorwerp.

5-vertel over bijzondere kenmerken (indien mogelijk)

Geef een beschrijving van de volgende personnen. 

1- Vertel dat het een persoon is: vrouw, man , meisje, jongen, baby .etc.

2- vertel iets over het uiterlijk : klein, groot, zwarte haar, groene ogen...

3-vertel iets over de kleiding en andere accessoires.

4- Vertel iets over het beroep van de persoon (indien mogelijk).

5-vertel over bijzondere kenmerken (indien mogelijk)

Geef een beschrijving van de volgende dieren. 

1- Vertel  welk soort dier dat is:  wilddier, huisdier, vis, vogel, .

2- vertel iets over het uiterlijk : klein, groot, oranje, grote ogen, lange oren scherp tanden., klauwen....

3-vertel iets over de leefomgeving van het dier: jungle, savanne ...

4- Vertel iets bijzonders over het dier (indien mogelijk)

5-vertel over bijzondere kenmerken (indien mogelijk)

00:10

Met wie belt Daan?

1. Met een vriend
2. Met zijn vader
3. Met zijn oom
4. Met zijn docent

00:14

Waarom zegt de oom van Daan 'gefeliciteerd'?

00:20

Op welke verdieping is het huis van Daan?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

00:24

Lees de zinnen. Welke zin is waar?

1. Het huis heeft geen balkon en 4 kamers.
2. Het huis heeft een tuin en 3 kamers.
3. Het huis heeft een balkon en 3 kamers
4. Het huis heeft een balkon en 1 kamer.

00:40

Waarom is de oom van Daan buiten adem? (moe)

00:51

Wat zegt Daan over zijn keuken?

1. De keuken is bijna nieuw.
2. De keuken is oud.
3. De keuken is niet mooi.
4. De keuken is bruin.

01:04

Naar welke kamer gaan Daan en zijn oom kijken?

01:14

Wat laat Daan op zijn badkamer zien?

1. De douche, en de wc.
2. De douche, het bad en de wc.
3. De wc en de douche.
4. De douche, het bad en het water.

Dictee

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Luister goed naar de tekst in de filmpjes.

Geef daarna antwoord op de vragen.

Reflectie

Wat heb je geleerd over het omschrijven van gebouwen? Wat vond je het leukste aan deze les?

Samenvatting

In deze les hebben we geleerd hoe we gebouwen kunnen omschrijven aan de hand van belangrijke kenmerken zoals vorm, grootte, kleur, materialen en functie.