6.4 gebouwen

Welkom H1B
1 / 25
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 9 min

Items in this lesson

Welkom H1B

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Vertellen wat je nog weet.
Luisteren naar de uitleg.
Samen opdrachten maken.
Alleen opdrachten maken.

Slide 2 - Slide

Wat hebben we de vorige les gedaan?

Slide 3 - Slide

Leerdoel
Vandaag leer ik gebouwen omschrijven.

Slide 4 - Slide

Wat weet je al over het omschrijven van gebouwen?
(hoe kunnen gebouwen eruit zien?)

Slide 5 - Mind map

Voorbeeld: Omschrijving van een gebouw
Dit is een grote kerk. Het heeft rechte lijnen. De daken zijn schuin. De kerk heeft 1 toren en een klok.
Het ziet er oud uit.

Slide 6 - Slide

Voorbeeld: Omschrijving van een gebouw
Dit is een groot, rechthoekig gebouw. Het is grijs van kleur en gemaakt van beton. Het heeft veel ramen en wordt gebruikt als een kantoor.

Slide 7 - Slide

Voorbeeld: Omschrijving van een gebouw
Dit is een groot puntig gebouw. Het heeft rechte lijnen. De daken zijn in een punt. 
Er zijn veel rechthoekig ramen.
Er veel ronde vormen.
Het gebouw lijkt nieuw.
De kleuren zijn grijs en wit.

Slide 8 - Slide

Belangrijk
Gebouwen hebben verschillen:
de vorm, 
de grootte
de kleur
de materialen 
en waarvoor gebruik je het?

Slide 9 - Slide

Waarvoor wordt het gebruikt?
Gebouwen worden op verschillende manieren gebruikt, zoals voor woningen, kantoren, scholen, ziekenhuizen, winkels, enz.

Slide 10 - Slide

Grootte
De grootte van een gebouw kan klein en groot zijn. Soms moet het groot zijn en soms klein.

Slide 11 - Slide

Wat is een gebouw?
Een gebouw is  gebouwd om mensen te beschermen.

Slide 12 - Slide

Vorm
De vorm van een gebouw kan bijvoorbeeld rechthoekig, rond, driehoekig zijn.

Slide 13 - Slide

Kleur
Gebouwen kunnen verschillende kleuren hebben, zoals wit, grijs, bruin, rood, blauw, groen, enz.

Slide 14 - Slide

Materialen
Gebouwen kunnen worden gemaakt van verschillende materialen, zoals steen, beton, hout, glas, staal, enz.

Slide 15 - Slide

Hoe zou je dit gebouw omschrijven?
Wie?

Slide 16 - Slide

Hoe zou je dit gebouw omschrijven?
Wie?

Slide 17 - Slide

Hoe zou je dit gebouw omschrijven?

Slide 18 - Slide

Oefening: Gebouwen omschrijven
Bekijk (in groepjes van twee) foto's van gebouwen en vertel hoe de gebouwen eruit zien. Gebruik ook deze woorden:
-plat/hoog
-rond
-lijnen
-schuin/recht
-ramen/deuren
-het dak
-smal/breed
-oud/nieuw
-Vertel wat je daar kunt doen en wie daar werken.

Slide 19 - Slide

Oefening: Gebouwen raden
A: Kies een gebouw en beschrijf dit.
B: Raad het gebouw.

Slide 20 - Slide

De opdracht

Slide 21 - Slide

Zelfstandig werk
Boek blz. 138-141

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Samenvatting
In deze les hebben we geleerd hoe we gebouwen kunnen omschrijven aan de hand van belangrijke kenmerken zoals vorm, grootte, kleur, materialen en functie.

Slide 24 - Slide

Reflectie
Reflectiebal

Slide 25 - Slide