Literatuurtentamen les 3

Literatuurtentamen les 3
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Literatuurtentamen les 3

Slide 1 - Slide

Leerdoelen literatuur

Je leert over begrippen uit de literatuur.
Je kan de begrippen toepassen op verschillende verhalende tekstsoorten.

Slide 2 - Slide

Na alle ruzie nam mijn zus ontslag. Een impulsief besluit. Ze zou daar later nog veel spijt van krijgen.
A
terugverwijzing
B
vooruitverwijzing
C
tijdsprong
D
tijdverdichting.

Slide 3 - Quiz

Drie maanden lang wacht ik al op een telefoontje. Gelukkig belde hij net. Ik was benieuwd wat hij te zeggen had.
A
terugverwijzing
B
vooruitverwijzing
C
tijdvertraging
D
tijdverdichting

Slide 4 - Quiz

Hoe noem je de tijdsvolgorde wanneer de gebeurtenissen niet in de normale tijdsvolgorde worden verteld?

Slide 5 - Open question

Wat omschrijf je als je het karakter van de hoofdpersoon omschrijft?
A
Hoe de hoofdpersoon eruit ziet.
B
Hoe oud de hoofdpersoon is.
C
Hoe de hoofdpersoon zich gedraagt.

Slide 6 - Quiz

Verhaalverloop

Slide 7 - Slide

En zij leefde nog lang en gelukkig...

Dit is een...
A
gesloten einde
B
open einde

Slide 8 - Quiz

De ring lag op haar kussen, maar waar was haar prins gebleven???
Dit is een...
A
gesloten einde
B
open einde

Slide 9 - Quiz

Het einde van het verhaal
Gesloten einde = het probleem van de hoofdpersoon is aan het einde van het verhaal opgelost of afgerond. Het doel is bereikt.

Open einde = de afloop van het verhaal blijft onzeker, het probleem is nog niet opgelost. Er blijven vragen die niet beantwoord zijn. 

Slide 10 - Slide

Lees het onderstaande stukje
Het eerste wat ze zag was een bewegende schim. Onder de bomen, aan de rand van de wei, bewoog iets. Ze hoorde niets alarmerends – daar was het geluid van het kolkende water en de gierende wind te sterk voor – maar ze zag een donkere, ineengedoken gestalte die bewoog. De schim die net iets donkerder afstak tegen de duisternis van de nacht, kroop het dichte woud uit.

Slide 11 - Slide

Welke vragen roept dit stukje bij je op?

Slide 12 - Mind map

Open plekken
Plekken in het verhaal die vragen oproepen. De schrijver houdt informatie achter. 

Doel open plekken:
- de lezer nieuwsgierig maken
- het verhaal spannend maken

Slide 13 - Slide

Vertelperspectief
Ik-verteller – de gebeurtenissen worden verteld door een persoon in de ik-vorm. Je zit als lezer als het ware ‘in het hoofd’ van deze ik-persoon.

Hij-/zij-verteller – de gebeurtenissen worden in hij- of zij-vorm verteld. Je beleeft de gebeurtenissen door de ogen van de hij- of zij-figuur, doordat je van hem of haar de ‘binnenwereld’ leert kennen. Deze persoon is er altijd bij, in elke scène van het verhaal.

Alwetende verteller  (of auctoriale verteller) – de alwetende verteller speelt zelf geen rol in het verhaal, maar hij weet alles van alle personen en gebeurtenissen. Hij geeft soms ook commentaar op het verhaal.



Slide 14 - Slide

Wat is het perspectief?
"De eerste tien jaar van mijn leven was ik niet arm. Ik was op veel manieren anders dan de mensen om mij heen, maar armer was ik niet. Dat weet ik. Er is een moment geweest waarop ik het merkte. Dat herinner ik me als de dag van gisteren."
A
Ik-perspectief
B
hij/zij perspectief

Slide 15 - Quiz

Wat is het perspectief?
Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. ‘Kwart voor zes,’ mompelde hij, ‘het is nog nacht.’ Hij wreef zich in het gezicht. ‘Wat een ellendige droom,’ dacht hij. ‘Waar ging het over?’ Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. ‘Het wordt dit weekeind goed weer,’ zei iemand. 
A
Ik-perspectief
B
hij/zij perspectief

Slide 16 - Quiz

Beoordelingswoorden
  • Je kunt je mening geven over een boek of een gedicht.
  • Beoordelingswoorden helpen je daarbij.

Slide 17 - Slide

Welke beoordelingswoorden ken jij?

Slide 18 - Mind map

Spannend
Makkelijk
Interessant
Voorspelbaar
Grappig
Vrolijk
Saai
Moeilijk
Niet interessant
Onvoorspelbaar
Niet grappig
Verdrietig

Slide 19 - Slide

Uitleggen
  • Je moet kunnen uitleggen waarom je iets vindt.
  • Je kunt dat doen door een voorbeeld uit de tekst te noemen.

Slide 20 - Slide

Voorbeeld
  • Ik vond het een spannend boek, omdat ik niet wist wie de moordenaar was. Je komt er pas op de laatste bladzijde achter wie de moordenaar was. Daardoor wilde ik blijven lezen. 



Slide 21 - Slide

Waar wil je nog meer uitleg over?

Slide 22 - Open question

Maakwerk
Maak van het boekje literatuur de volgende onderdelen:
- verhaalverloop
- open plekken
- vertelperspectief
(bladzijde 6 t/m 9)

Slide 23 - Slide