Zinsontleding

Schrijf de eerste zin van je nieuwe boek!
1 / 18
next
Slide 1: Open question
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Schrijf de eerste zin van je nieuwe boek!

Slide 1 - Open question

Wat weet je nog van zinsontleding?

Slide 2 - Mind map

Oefenen zinsontleding
Wat moet je uit een zin kunnen halen?
*persoonsvorm
*werkwoordelijk gezegde
*onderwerp
*lijdend voorwerp
*meewerkend voorwerp
*bijwoordelijke bepaling 

Slide 3 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?
1. Zin vragend maken --> woord dat vooraan komt te staan, is de PV
2. Zin in een andere tijd zetten --> het woord dat verandert, is de PV
3. Veranderen in enkelvoud of meervoud --> het woord dat verandert is de PV

Slide 4 - Slide

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Ik
loop
naar
school.
persoonsvorm

Slide 5 - Drag question

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Naty
heeft
zijn brood
gesmeerd

Slide 6 - Drag question

Hoe vind ik het onderwerp
-Stel de volgende vraag; wie/wat + persoonsvorm
Voorbeeld:
Gisteren had ik geen tijd om mijn huiswerk te maken. 
Wie of wat had ..............?

Slide 7 - Slide

Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
gezegde
onderwerp

Slide 8 - Drag question

onderwerp
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Joey
uitgeleend.

Slide 9 - Drag question

Hoe vind je het lijdend voorwerp?
- Stel jezelf de vraag; wie/wat + onderwerp + werkwoordelijk gezegde.
Voorbeeld: 
Ik kreeg van mijn buurman een bos bloemen.

Slide 10 - Slide

het lijdend voorwerp
heeft
De man
mooie, grote, rode rozen
gekocht 
om zeven uur 's ochtends
op de markt
voor zijn moeder

Slide 11 - Drag question

lijdend voorwerp
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Joey
uitgeleend.

Slide 12 - Drag question

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
- Stel jezelf de vraag; voor wie? / aan wie? 
Voorbeeld:
Gisteren gaf ik mijn buurvrouw een lekkere warme maaltijd. 

Slide 13 - Slide

meewerkend voorwerp
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Joey
uitgeleend.

Slide 14 - Drag question

Bepaling
Van tijd, van plaats; van hoedanigheid 
- Bijwoordelijke bepaling van tijd: geeft het tijdstip of de tijdsduur aan van wat in het gezegde wordt uitgedrukt.
- Bijwoordelijke bepaling van plaats: geeft antwoord op de vraag ‘Waar?’
- Bijwoordelijke bepaling van hoedanigheid/wijze: geeft antwoord op de vraag ‘Hoe werd het gedaan?’


Slide 15 - Slide

Henk LOOPT in de winkel
INGRID geeft lucas een nieuwe fiets.
Ik geef HEM morgen een klap.
De fiets is BLAUW
MORGEN volg ik weer les.
Onderwerp
persoonsvorm
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
 gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De inwoners van Beltrum
zijn
deze week
gelukkig
niet
besmet.

Slide 17 - Drag question

Verwerking
Maak opdracht 11 t/m 23 uit de reader taalverzorging (bladzijde 20 t/m 23

Slide 18 - Slide