Spelling blok 3

Spelling blok 3
1 / 22
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling blok 3

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
kun je de persoonsvorm in de verleden tijd goed schrijven;

weet je wat klankvaste en klankveranderende werkwoorden zijn.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Korte herhaling vorige les
- Voorkennis ophalen
- Uitleg theorie
- Korte verwerkingsopdracht
- Aan de slag
- Evaluatie 

Slide 3 - Slide

Korte herhaling vorige les

Slide 4 - Slide

Voorkennis ophalen

Slide 5 - Slide

Uitleg theorie 

Slide 6 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd 
Je hebt geleerd dat een zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd kan staan. Aan de persoonsvorm zie je in welke tijd de zin staat.

Je gebruikt de tijdproef om de persoonsvorm (pv) in een zin te vinden.
Staat een zin in de tegenwoordige tijd, zet hem dan in de verleden tijd. Het werkwoord dat zich aanpast, is de persoonsvorm.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Waaraan zie je in welke tijd de zin staat?
A
Aan de persoonsvorm
B
Aan het hele werkwoord
C
Aan het voltooid deelwoord

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste vorm van de persoonsvorm in:

Ik (lopen) gisteren naar de winkel om brood te kopen.

Slide 10 - Open question

Vul de juiste vorm van de persoonsvorm in:

Jullie (kjken) gisteravond naar een spannende film.

Slide 11 - Open question

Vul de juiste vorm van de persoonsvorm in:

De leerlingen (schrijven) een opstel voor Nederlands.

Slide 12 - Open question

Klankvaste werkwoorden
Bij klankvaste werkwoorden verandert de klank niet als je de persoonsvorm in een andere tijd zet. Je spelt de persoonsvorm in de verleden tijd als volgt:

Slide 13 - Slide

Klank veranderende werkwoorden
Werkwoorden waarbij de klank verandert als je het werkwoord in een andere tijd zet, noemen we klankveranderend. Meestal kun je horen hoe je deze werkwoorden schrijft.

Slide 14 - Slide

Wat is een klankvast werkwoord?
A
Werkwoorden waarbij de klank niet verandert als je de persoonsvorm in een andere tijd zet.
B
Werkwoorden waarbij de klank verandert als je het in een andere tijd zet.

Slide 15 - Quiz

Wat is een klank veranderend werkwoord?
A
Werkwoorden waarbij de klank niet verandert als je de persoonsvorm in een andere tijd zet.
B
Werkwoorden waarbij de klank verandert als je het in een andere tijd zet.

Slide 16 - Quiz

Verander het werkwoord in de VERLEDEN TIJD:
Werkwoord: rennen
Zin: Wij (rennen) heel snel naar de bushalte.

Slide 17 - Open question

Verander het werkwoord in de VERLEDEN TIJD:
Werkwoord: bakken
Zin: Zij (bakken) een heerlijke taart voor het feest.

Slide 18 - Open question

Zet het werkwoord in de VERLEDEN TIJD.
Werkwoord: spreken
Zin: Hij (spreken) met zijn baas over de planning.

Slide 19 - Open question

Zet het werkwoord in de VERLEDEN TIJD.
Werkwoord: zien
Zin: Zij (zien) een mooie vogel in het park.

Slide 20 - Open question

Aan de slag!
Wat?: spelling blok 3 
Hoe?: zelfstandig, dus in stilte!
Hulp?: de docent 
Tijd?: de rest van de les 
Uitkomst?: spelling blok 3 is af!
Klaar?: bijspijkeren 

Slide 21 - Slide

Evaluatie 
Wat hebben we vandaag geleerd?

LET OP: VOLGENDE WEEK TOETS!

Slide 22 - Slide