B1 genotype en fenotype

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 3

Vandaag:

We gaan een begin maken aan thema 3

Erfelijkheid

Leerdoelen

5.1.1. Je kunt omschrijven wat een genotype, wat een fenotype en wat een gen is. 

5.1.2. Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen

Als eerste ga je b.s. 5.1 lezen

Je doet dit in stilte

Je krijgt hiervoor 5 minuten

"dat rode haar heb je van je oma."

"Ze heeft de ogen van haar vader"

"wat lijk je toch op je moeder"

"Jij en je broer hebben dezelfde neus"

Genotype

• Je genotype bestaat uit duizenden eigenschappen

• De informatie van erfelijke eigenschappen ligt in het DNA in de celkernen
• De erfelijke informatie voor een eigenschap ligt op een Gen
• Gen kan actief of niet actief zijn

DNA ligt in chromosomen

Chromosomenparen

De chromosomen van één cel van een vrouw 

46 chromosomen die paren vormen 

Chromosomenparen

23 chromosomenparen

Een chromosomenpaar bestaat uit twee chromosomen, 1 van je vader en 1 van je moeder

Het chromosomenpaar heeft dezelfde genen, 

dus het gen voor haarkleur van je vaders chromosoom ligt naast het gen op het andere chromosoom van je moeder in hetzelfde chromosomenpaar.

Chromosomenparen

Fenotype 

Het fenotype kan altijd veranderen door invloeden uit de omgeving

Bijvoorbeeld;

• haren verven 
• bruin worden in de zomer 
• kleurlenzen dragen 

Hoe komt het fenotype tot stand?

Aan de slag 

• Maak een begrippenlijst van de blauwe woorden in b.s 5.1. 
• Maak opdracht 1 t/m 3 en 6 t/m 8
• Op blz. 109 en verder