Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt. Je citeert.
Om het citaat (dat wat letterlijk wordt gezegd) zet je aanhalingstekens.
Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
- Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'
Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt, maar een komma.
- 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.