Taal les 1: Coolman: superheld of…?

Taal les 1: Coolman: superheld of…?
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Taal les 1: Coolman: superheld of…?

Slide 1 - Slide

Introductie en doel
Vandaag gaan we leren over hoe je een verhaal kunt analyseren. Dit helpt jullie beter te begrijpen wat je gaat lezen en hoe de de vragen kunt beantwoorden.

Slide 2 - Slide

Theorie 

Slide 3 - Slide

Personen in een verhaal
Een verhaal bevat verschillende personages die de gebeurtenissen beïnvloeden en meemaken. Deze kunnen hoofdpersonages zijn (de belangrijkste personages), nevenpersonages (minder belangrijk, maar wel invloedrijk) en bij personages (met een kleinere rol).

Slide 4 - Slide

Wat zijn de verschillende soorten personages in een verhaal?
A
Bijpersonages, figuranten, verhaalpersonages
B
Hoofdpersonages, nevenpersonages, bij personages

Slide 5 - Quiz

Verteller van het verhaal
De verteller is de persoon of het perspectief waardoor wij het verhaal meemaken. Dit kan een personage in het verhaal zijn (ik-perspectief) of een externe verteller (hij/zij-perspectief). Het is belangrijk om te begrijpen wie de verteller is, omdat dit invloed heeft op hoe het verhaal verteld wordt en welke informatie wij krijgen.

Slide 6 - Slide

Ik-perspectief
Hij/zij-perspectief 
Vandaag begon mijn avontuur vroeg in de ochtend. Ik maakte een wandeling door het bos, luisterend naar het gezang van de vogels en het geritsel van de bladeren. Bij een riviertje nam ik even pauze en genoot van de rust.

Later ontdekte ik een oude houten brug over een ravijn. Ondanks mijn twijfels stak ik de brug over en voelde een grote voldoening. Toen de zon onderging, voelde ik me gelukkig en voldaan. Het avontuur was precies wat ik nodig had.
Vandaag begon zijn avontuur vroeg in de ochtend. Hij wandelde door het bos, luisterend naar de vogels en het geritsel van de bladeren. Bij een riviertje nam hij een pauze en genoot van de rust.

Later ontdekte hij een oude houten brug over een ravijn. Ondanks zijn twijfels stak hij de brug over en voelde een grote voldoening. Toen de zon onderging, voelde hij zich gelukkig en voldaan. Het avontuur was precies wat hij nodig had.

Slide 7 - Drag question

Probleem van de verteller
Elk verhaal heeft een probleem of conflict dat de verteller (of andere personages) moet oplossen. Dit probleem kan persoonlijk zijn, zoals een innerlijke strijd, of extern, zoals een conflict met andere personages. Het begrijpen van het probleem helpt ons het verhaal beter te begrijpen en de motivatie van de personages te achterhalen.

Slide 8 - Slide

Oorsprong van het probleem
Om het probleem in het verhaal goed te begrijpen, moet je weten hoe het is ontstaan. Dit kan komen door acties van personages, bepaalde omstandigheden of externe factoren. Het is belangrijk om te kijken naar de oorzaak van het probleem om het verhaal en de reacties van de personages beter te begrijpen.

Slide 9 - Slide

Schuld in het verhaal
Soms geven personages anderen de schuld van hun problemen. Dit kan helpen om te begrijpen hoe personages elkaar zien en hoe conflicten ontstaan. Het is nuttig om na te denken wie de schuld krijgt en waarom.

Slide 10 - Slide

Persoonlijke mening en uitleg
Bij het geven van je eigen mening over het verhaal, is het belangrijk om je standpunt te onderbouwen met voorbeelden uit het verhaal. Dit helpt om je antwoord te verduidelijken en te laten zien hoe je tot je mening bent gekomen.

Slide 11 - Slide

Superhelden
Superhelden hebben vaak gemeenschappelijke kenmerken zoals bijzondere krachten, een geheim alter ego en een moreel kompas. Het vergelijken van personages in het verhaal met bekende superhelden kan helpen om hun rol en kenmerken beter te begrijpen.

Slide 12 - Slide

Taal en beeldspraak
Verhalen maken vaak gebruik van beeldspraak om emoties en situaties te beschrijven. Het begrijpen van deze taal helpt je om dieper in de betekenis van de tekst te duiken.

Beeldspraak is een manier van schrijven waarbij je iets op een bijzondere of creatieve manier beschrijft, zodat het meer levendig of interessant wordt. In plaats van gewoon te zeggen hoe iets is, gebruik je vergelijkingen en beelden die de lezer helpen het beter voor zich te zien.

Slide 13 - Slide

Voorbeelden beeldspraak
"De tijd is een dief." (Hier wordt tijd vergeleken met een dief om te laten zien hoe het momenten uit je leven kan wegnemen.)

"Ze had een hart van steen." (Hier betekent het niet letterlijk dat haar hart van steen is, maar dat ze ongevoelig of hard is.)

Slide 14 - Slide

Wat betekent 'het regent pijpenstelen' in beeldspraak?
A
Het regent heel hard.
B
Het is lekker weer.

Slide 15 - Quiz

Wat is een voorbeeld van beeldspraak?
A
De bloemen lachen in de zon.
B
De boom groeit snel.

Slide 16 - Quiz

Persoonlijke evaluatie
Bij het evalueren van een verhaal is het belangrijk om je eigen gevoelens en gedachten te delen en deze te onderbouwen met voorbeelden uit het verhaal.

Slide 17 - Slide

Realisme in verhalen
Het is nuttig om te overwegen of een verhaal realistisch is of niet. Dit helpt je om na te denken over de geloofwaardigheid van het verhaal en de elementen die het realistisch of onrealistisch maken.

Slide 18 - Slide

Creatieve activiteit
Ik verdeel jullie in kleine groepjes en geef elk groepje een set kaartjes met namen en beschrijvingen van personages. Jullie moeten de kaartjes sorteren op wie jullie denken dat de belangrijkste en minder belangrijke personages zijn. Leg daarna kort uit (op de achterkant) waarom jullie bepaalde personages als belangrijker zien dan anderen.

Slide 19 - Slide

Coolman: superheld of....?
Jullie gaan met hetzelfde groepje een nieuwe titel voor het verhaal bedenken, wees creatief!

Jullie gaan een nieuwe titel verzinnen op basis van de personages die je nu kent. Niks is fout, verzin iets leuks!

Over een paar minuten gaan we jullie antwoorden klassikaal bespreken, dus zorg ervoor dat je kunt uitleggen waarom dit de perfecte titel is.

Slide 20 - Slide

Aan de slag!
Stap 1: het verhaal lezen
Stap 2: de moeilijke woorden onderstrepen (en opzoeken)
Stap 3: de vragen lezen
Stap 4: het verhaal nog een keer lezen en de vragen beantwoorden

Slide 21 - Slide