Nieuw Nederlands H 1 2 3 4 Lezen




Nieuw Nederlands H 1 2 3 4 Lezen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson




Nieuw Nederlands H 1 2 3 4 Lezen

Slide 1 - Slide

Wat zijn hoofdzaken?
A
Het belangrijkste van de tekst.
B
Alle deelonderwerpen samen vormen een hoofdzaak.

Slide 2 - Quiz

Waar kun je hoofdzaken vinden?
A
In de inleiding en in de laatste zinnen van een alinea.
B
In de inleiding en het slot.
C
In de inleiding, het slot en in de kernzin van elke alinea.
D
In de kernzinnen van de alinea's.

Slide 3 - Quiz

De hoofdgedachte van een tekst is:
A
Het belangrijkste wat er gezegd wordt over het onderwerp in 1 zin
B
Het belangrijkste wat er gezegd wordt over het onderwerp in een paar zinnen
C
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst
D
De mening van de schrijver

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Wat is het doel van dit gedicht?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Mening geven

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Wat is het doel van dit recept?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Instructie geven

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Wat is het doel van dit aanplakbiljet?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Mening geven

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Wat is het doel van dit krantenartikel?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Wat is het belangrijkste doel van dit artikel?
A
Informeren
B
Mening vertellen
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Bij welk verband horen de signaalwoorden 'hoewel', 'maar' en 'daarentegen'?
A
Opsomming
B
Tegenstelling

Slide 16 - Quiz

Aan welke signaalwoorden herken je een voorbeeld?
A
neem nou, denk aan, zoals
B
toch, echter, daarentegen

Slide 17 - Quiz

Wat voor verband vind je in de volgende zin:
Gisteren wilde ik een avondwandeling maken, maar toen begon het ineens te regenen.
A
voorbeeld
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 18 - Quiz

Aan welk(e) signaalwoord(en) kun je zien dat deze zin een opsomming is?
Ten eerste pak je een beslagkom, ten tweede een garder en vervolgens wat bloem.
A
Ten eerste, ten tweede, en, vervolgens
B
pak, ten tweede, en

Slide 19 - Quiz

Veel meiden willen naar het optreden van Pink, maar er zijn maar een beperkt aantal kaarten te koop.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = opsomming
C
Tekstverband = oorzaak-gevolg
D
Tekstverband = voorwaarde

Slide 20 - Quiz

Zoek signaalwoord en tekstverband:
Eerst was zijn band lek en vervolgens moest hij naar huis lopen.
A
eerst opsomming
B
eerst/ vervolgens opsomming
C
eerst tijdsvolgorde
D
eerst/vervolgens tijdsvolgorde

Slide 21 - Quiz

Naar school neem ik meerdere dingen mee, zoals: schoolpas, pennen en schriften.

Zoals is het signaalwoord voor .......
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Tegenstelling

Slide 22 - Quiz

Hoewel er geen kledingvoorschriften zijn op school, is het verboden om in de les een petje te dragen.
A
voorbeeld
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide