maken vanaf bladzijde 124: 1abc, 2abc, 3b, 4a, 5ac, 7abc
woordenschat en ontkenningen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
aujourd'hui
nakijken en controle huiswerk
maken vanaf bladzijde 124: 1abc, 2abc, 3b, 4a, 5ac, 7abc
woordenschat en ontkenningen
Slide 1 - Slide
2mh
een vraag stellen
vraagwoorden in een zin
ontkenningen
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
aantekening
est-ce que, betekent niks
est-ce que verandert in est-ce qu' voor een klinker
Slide 4 - Slide
welke Franse vraagwoorden kennen jullie?
Slide 5 - Mind map
Slide 6 - Slide
Volgorde zin met vraagwoord
vraagwoord+ est-ce que+ rest van de zin
Comment est-ce que vous vous appellez?
Quand est-ce que ce sont les vacances?
Slide 7 - Slide
______________________ s’appelle ta cousine? Elle s'appelle Michelle
kies het juiste vraagwoord
A
comment
B
pourquoi
C
qui
D
quand
Slide 8 - Quiz
Tu vas ______? à l'école!
A
qu'est-ce que
B
quand
C
comment
D
où
Slide 9 - Quiz
Tu as______________________ de cousines? J'ai cinq cousines
A
combien
B
comment
C
quand
D
qu'est-ce que
Slide 10 - Quiz
Let goed op!
We gaan nu ontkennen
stap 1: zoek het 1e werkwoord van de zin. Niet het eerste woord van de zin. 2. Zet ne of n' ervoor 3. zet de uitgang erachter ( bijv pas encore/ jamais/ rien/ pas/ plus)
Slide 11 - Slide
nog niet= ?
A
ne...pas
B
ne...pas encore
C
ne...jamais
D
ne...plus
Slide 12 - Quiz
niet meer= ?
A
ne...jamais
B
ne... plus
C
ne...pas encore
Slide 13 - Quiz
nooit=?
A
ne...plus
B
ne...pas
C
ne...jamais
Slide 14 - Quiz
Mon petit frère est malade. Wat is de persoonsvorm?
A
est
B
malade
C
mon petit frère
Slide 15 - Quiz
Mon petit frère est malade (niet...meer)
Slide 16 - Open question
Demain, il peut aller au collège. wat is hier de persoonsvorm?
Slide 17 - Open question
Demain, il peut aller au collège. (nog niet) ____________________________