Woorden met het als lidwoord, verwijzen met dat of dit.
Woorden met de als lidwoord, verwijzen met die of deze.
Voorbeelden:
De jongen die gisteren van zijn skateboard viel.
Het dier dat door de dierenarts werd geopereerd.
Dit boek ligt voor mij, maar dat boek staat in de mediatheek.
Deze ventilator kies ik, omdat die airco meer stroom verbruikt.