Hst 4 Opschudding in de Nederlanden voorbereiding toets 2mh

Hst 4 Opschudding in de Nederlanden voorbereiding toets 2mh
1 / 31
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hst 4 Opschudding in de Nederlanden voorbereiding toets 2mh

Slide 1 - Slide

De eerste gebeurtenis noem je een ...............

De laatste gebeurtenis noem je een .................

Wat er daarna komt noem je een .............
Sleep de woorden naar de juiste plek
aanleiding
gevolg
oorzaak

Slide 2 - Drag question

Een van de oorzaken van de Nederlandse opstand is de strijd tussen protestanten en katholieken
A
Dit is een religieuze oorzaak
B
Dit is een politieke oorzaak
C
Dit is een sociale oorzaak
D
Dit is een economische oorzaak

Slide 3 - Quiz

Een van de oorzaken van de Nederlandse opstand is de hoge belastingen die Filips II eiste
A
Dit is een religieuze oorzaak
B
Dit is een politieke oorzaak
C
Dit is een sociale oorzaak
D
Dit is een economische oorzaak

Slide 4 - Quiz

Een van de gevolgen van de Nederlandse opstand is samenwerking van de Noordelijke gewesten
A
Dit is een religieus gevolg
B
Dit is een politiek gevolg
C
Dit is een sociaal gevolg
D
Dit is een economisch gevolg

Slide 5 - Quiz

Nederland werd ook wel de republiek der 7 verenigde Nederlanden genoemd. Wat wordt er bedoeld met die 7?
A
Provincies
B
Steden
C
Stadhouders
D
Gewesten

Slide 6 - Quiz

Wat was de belangrijkste manier waarop de hertog van Bourgondië zijn grondgebied vergrootte?
A
Door het voeren van oorlogen
B
Door erfenissen, huwelijkspolitiek, aankopen en verovering
C
Door het afsluiten van handelsverdragen
D
Door het veroveren van Engeland

Slide 7 - Quiz

Welke gebeurtenis leidde tot het behoud van de vrijheid en invloed van de Nederlandse gewesten in 1477?
A
De opstanden in de Nederlandse gebieden van het hertogdom Bourgondië
B
De ondertekening van het groot Privilege door Maria van Bourgondië
C
Het huwelijk van Maria van Bourgondië met Maximiliaan I van Oostenrijk
D
De dood van Maria van Bourgondië in 1482

Slide 8 - Quiz

Wat stond er in het Groot Privilege van 1477? In het Groot Privilege werd vastgelegd dat:
A
De hertogin zonder toestemming van de Staten niet mocht trouwen, oorlog verklaren of belasting heffen
B
Alleen inwoners van een gewest ambten in dat gewest mochten bekleden
C
De Staten zelf mochten bepalen wanneer en waar ze vergaderden
D
In de Nederlandstalige gewesten regeringsbrieven in het Nederlands geschreven moesten worden

Slide 9 - Quiz

Wat was de belangrijkste reden waarom de hertogen van Bourgondië een centraal bestuur wilden instellen?
A
Om meer belasting te kunnen heffen
B
Om invloed uit te oefenen op hun Nederlandse gebieden
C
Om oorlog te voeren
D
Om de bevolking te verminderen

Slide 10 - Quiz

Wat was de belangrijkste reden voor het verzet van de gewesten tegen de centralisatie door de Bourgondiërs?
A
Ze wilden hun onafhankelijkheid behouden
B
Ze wilden zich aansluiten bij Frankrijk
C
Ze waren tegen het huwelijk van Maria van Bourgondië met Maximiliaan
D
Ze waren bang voor de komst van het protestantisme

Slide 11 - Quiz

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werden mensen vervolgd vanwege hun geloof. Welke omschrijving past het beste bij "kettervervolgingen"?
A
Sportwedstrijden tussen mensen met andere meningen
B
Het straffen van mensen die iets anders geloofden dan de officiële religie
C
Vreedzame gesprekken tussen verschillende geloofsgroepen
D
Mensen bekeren met cadeaus en beloningen

Slide 12 - Quiz

Wat was een van de belangrijkste doelen van Karel V in de Nederlanden?
A
Het verspreiden van protestantse ideeën
B
Het versterken van de macht van de lokale adel
C
Het centraliseren van het bestuur in de Nederlanden
D
Het onafhankelijk maken van de gewesten

Slide 13 - Quiz

Wat was de inquisitie?
A
Een instelling die zich bezighield met het organiseren van religieuze feestdagen
B
Een rechtbank van de katholieke kerk die oordeelde over geloofskwesties en ketterij
C
Groep priesters die verantwoordelijk was voor het onderwijzen van de Bijbel
D
Een plaats waar protestantse gelovigen samenkwamen om te bidden

Slide 14 - Quiz

Wat was het doel van het bloedplakkaat dat Karel V in 1550 instelde?
A
Om het protestantisme te bevorderen
B
Om protestanten te vervolgen
C
Om de godsdienstvrede van Augsburg te sluiten
D
Om de inquisitie af te schaffen

Slide 15 - Quiz

In 1559 werd Margaretha van Parma landvoogdes. Wat is een landvoogdes?
A
de koningin van een land
B
een religieuze leider van een bepaald gebied
C
de leider van het leger in oorlogstijd
D
een plaatsvervanger van de koning, die namens hem een gebied bestuurde

Slide 16 - Quiz

Waarom kwamen er hagenpreken in Nederland tijdens de 16e eeuw?
A
De katholieke kerk wilde de preken buiten houden om de kerken op te knappen
B
Omdat de Spaanse overheid protestantse godsdienstoefeningen verbood en vervolgde
C
Omdat Margaretha van Parma had beloofd de protestanten voorlopig niet te vervolgen
D
Omdat er te weinig kerken waren om alle gelovigen te huisvesten

Slide 17 - Quiz

Wat was de beeldenstorm?
A
een uitbarsting van het calvinistische geloof
B
een tijdperk dat mensen alleen maar kunst aan het maken waren
C
een massale aanval op de Spaanse armada
D
het feestje wat Maarten Luther gaf voor zijn verjaardag

Slide 18 - Quiz

Waarom werd Filips II niet met enthousiasme ontvangen in de Nederlanden?
A
Omdat hij de centralisatie van zijn vader Karel V voortzette en hoge belastingen invoerde
B
Omdat hij de gewesten volledige autonomie gaf en de macht aan de edelen overdroeg
C
Omdat hij het protestantisme steunde en de vervolging van katholieken stopte
D
Omdat hij zijn rijk wilde verdelen tussen de verschillende gewesten

Slide 19 - Quiz

Wie was Hertog van Alva?
A
Hij was een handelaar die wapens leverde aan de opstandelingen.
B
Hij was een protestantse prediker die hagenpreken organiseerde.
C
Hij was een Spaanse generaal die de opstand in de Nederlanden neer moest slaan.
D
Hij was een Nederlandse edelman die de opstand tegen Spanje leidde.

Slide 20 - Quiz

Wat was een belangrijke gebeurtenis die leidde tot de samenwerking van de Nederlandse gewesten in 1576?
A
De Spaanse muiterij
B
De belegering van Leiden
C
De overwinning bij Heiligerlee
D
De verovering van Den Briel

Slide 21 - Quiz

Wie veroverde Den Briel?
A
Willem van Oranje
B
Prins Maurits
C
Johan van Oldebarnevelt
D
De watergeuzen

Slide 22 - Quiz

Welke grote vloot ging ten
onder door een storm?
A
De Vlaamse armada
B
De Spaanse armada
C
De Engelse ramada
D
De Watergeuzen

Slide 23 - Quiz

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog hadden de Nederlanden bondgenoten. Wat zijn dat?
A
landen die dicht bij elkaar liggen en samenwerken
B
landen die goedkoop met elkaar handel drijven
C
landen die een afspraak hebben om elkaar te steunen in een conflict
D
landen die altijd vreedzaam samenleven omdat ze zich verbonden voelen

Slide 24 - Quiz

Welk land viel Spanje aan 1588 en werd zo bondgenoot van de Republiek?
A
Amerika
B
Frankrijk
C
Engeland
D
Portugal

Slide 25 - Quiz

Wie pleegde een staatsgreep
door Johan van Oldebarnevelt
te onthoofden?
A
Willem van Oranje
B
Prins Maurits
C
Frederik Hendrik
D
Hertog van Alva

Slide 26 - Quiz

Waar zorgde prins Maurits voor in het staatse leger?

A
voor het eten in het staatse leger
B
dat het staatse leger beter bewapend was
C
voor de bunkers in het staatse leger
D
voor het vervoer van het staatse leger

Slide 27 - Quiz

Johan van Oldebarnevelt was landsadvocaat. Wat is een landsadvocaat?
A
Hoogste ambtenaar van de Gewestelijke Staten en de Staten-Generaal
B
Ambtenaar voor de scheepvaart
C
Iemand die graag met kinderen speelt
D
Plaatsvervanger van de hoogste rechter

Slide 28 - Quiz

Welke gebeurtenis betekende het definitieve einde van de Nederlandse Opstand?
A
De belegering van Leiden
B
De verovering van Den Briel
C
De overwinning bij Heiligerlee
D
De vrede van Münster

Slide 29 - Quiz

Wat wil je nog weten?

Slide 30 - Open question

Succes met leren!
Hoe kan ik de begrippenlijst gebruiken:
1. Lees de begrippen door, herhaal de betekenis in je hoofd (dus zonder naar de tekst te kijken en laat je daarna overhoren door iemand.
2. Beschrijf hoe de Opstand in de Nederlanden is verlopen en gebruik hierbij alle begrippen. Streep het begrip door zodra je deze op de juiste manier hebt gebruikt. Lees vervolgens je eigen tekst terug en vergelijk deze met de tekst die je moet leren.
3. Herhaal het overhoren van de begrippen die je niet wist (bij 1) of die je niet goed hebt gebruikt (bij 2).

Slide 31 - Slide