KWC V3 Taalverzorging 4 beeldspraak deel 1 metaforen (30-1-2024)

Welkom V3A!


Taalverzorging 4
Beeldspraak deel 1
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom V3A!


Taalverzorging 4
Beeldspraak deel 1

Slide 1 - Slide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Bespreken grammaticatoets
  3. Taalverzorging 4: beeldspraak deel 1
  4. Huiswerkopdrachten maken
  5. Afsluiting en vooruitblik


Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

Slide 3 - Slide

bespreken grammaticatoets

Slide 4 - Slide

Doel: Je leert wat beeldspraak is en hoe je verschillende vormen en soorten van beeldspraak kunt herkennen.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk of overdrachtelijk taalgebruik. Dat wil zeggen dat er niet letterlijk wordt gezegd wat er wordt bedoeld.

Twee soorten beeldspraak:
  1. Er is sprake van een directe overeenkomst: metaforen.
  2. Een ander soort overeenkomst tussen beeld en object: metonymia.

 

Slide 7 - Slide

Metaforen
  • Vergelijking met verbindingswoord = de auteur gebruikt een beeld om iets uit de werkelijkheid te omschrijven (Hij is zo sterk als een beer / Giethoorn, het Venetië van het noorden, trekt veel bezoekers)
  • Zuivere metafoor = alleen het beeld wordt genoemd, de werkelijkheid niet (Dat kwam wel een beetje uit de lucht vallen)
  • Personificatie = beeldspraak waarbij het object als een persoon wordt voorgesteld of menselijke eigenschappen toegedicht krijgt  (Reeds komt de zon het terrein opgelopen)

Slide 8 - Slide

Metaforen
  • Synesthesie  = beeldspraak waarbij verschillende zintuigelijke indrukken met elkaar verbonden worden op grond van overeenkomst (Ik hoor zijn stem, zijn wodkawitte stem)
  • Homerische vergelijking = een vergelijking die erg breed is uitgewerkt. Deze metafoor heeft zijn naam te danken aan de Griekse dichter Homerus. Bij een homerische vergelijking wordt eerst het object [O] genoemd, daarna wordt het beeld [B] heel uitgebreid uitgewerkt en tot slot wordt weer het object [O] genoemd.

Slide 9 - Slide

In de bekende strip van Donald Duck komt ook de rijke figuur Dagobert Duck voor. Moet 'Dagobert zwemt in het geld' geïnterpreteerd worden als beeldspraak? Geef argumenten voor en tegen.

Slide 10 - Open question

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

De sneeuw lag als een deken over het weiland.

A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 11 - Quiz

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

Het licht begint te wandelen door het huis en raakt de dingen aan.

A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 12 - Quiz

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

Anke was zo boos dat ze alleen maar met bittere woorden kon antwoorden.

A
homerische vergelijking
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 13 - Quiz

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

Ze renden naar voren, zoals honden op voer afkomen en elkaar verdringen, duwen en toeblaffen om maar als eerste bij het eten te zijn om het beste stuk te pakken, zo renden zij op de vijanden af.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
homerische vergelijking

Slide 14 - Quiz

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

Met springtij slaan de golven woedend op de kust.

A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 15 - Quiz

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

Op oudejaarsavond lijken sommige straten en pleinen wel een oorlogsgebied.

A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
homerische vergelijking

Slide 16 - Quiz

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

Zo'n 4,5 miljoen mensen ontvangen elke maand een draak van een brief, e-mail of brochure vol onbegrijpelijke ambtenarentaal.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 17 - Quiz

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

In wat voor zwijnenstal leef jij, zeg!
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 18 - Quiz

Huiswerkopdrachten maken
  • Maak opdracht 1 en 6 op pagina 48 en 49 van je boek. 
  • Je mag je laptop gebruiken om dingen op te zoeken.
  • Je krijgt hier de rest van de les de tijd voor. 
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur. 

Slide 19 - Slide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: donderdag 1 februari
  • Huiswerk: leren p. 46-47 + maken opdr. 1 en 6 (p. 48/49)
  • Meenemen: LAPTOP, boek, leesboek, schrift en pen
  • Programma: taalverzorging 4 deel 2

Slide 20 - Slide