les 1 - Samenleven


Thema 1 - Bespreken toets
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BurgerschapPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson


Thema 1 - Bespreken toets

Slide 1 - Slide

Bij bespreken toets: 
Vragen over jouw antwoord? Schrijf het nummer van de vraag op een apart blaadje.
Na het bespreken toetsen terug inleveren!

Inhalen: Chevaira en Gijs. 
- Telefoon inleveren en op de gang

Slide 2 - Slide

Vraag 1
Goede antwoord: 
Je maakt duidelijk dat Vayèn meer vrijheid heeft (1 punt) en geeft een goed argument (1 punt). Voorbeeldantwoord: Vayèn heeft de meeste vrijheid. Zij kan gerust kritische filmpjes over politici verspreiden, terwijl Alessia dan misschien zou worden opgepakt.

Slide 3 - Slide

Vraag 2
goede antwoord: 
(het recht op) Vrijheid van meningsuiting (1 punt) 

Slide 4 - Slide

Vraag 3
je maakt duidelijk dat het facebookbericht de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschrijdt (1 punt) en geeft daar een goed argument voor (1 punt), zoals:
omdat het een bedreiging is. - (…) omdat het een oproep tot geweld is.
Voorbeeld: ja, omdat er wordt opgeroepen tot geweld/ dit een bedreiging is. 

Slide 5 - Slide

Vraag 4
Je omschrijft een respectvolle reactie (1 punt) en legt  uit wat respectvol is aan de reactie (1 punt).

 Voorbeeldantwoord: Ik zeg dat ik het feestje binnen zal voortzetten en roep alle gasten naar binnen. Dat is een respectvolle reactie, omdat ik op deze manier rekening houd met de buurvrouw.

Slide 6 - Slide

Vraag 5
Antwoord c (1 punt) 

Slide 7 - Slide

Vraag 6
elk van deze grondrechten 1 punt: 
het kiesrecht, vrijheid van meningsuiting, recht op privacy, godsdienstvrijheid en het discriminatieverbod.

Slide 8 - Slide

Vraag 7
Je noemt twee van onderstaande mensenrechtenschendingen. Kinderen kunnen er geen onderwijs volgen. 
- Kinderen hebben geen toegang tot goede gezondheidszorg. 
- Kinderen lopen gevaar vermoord te worden.
 - Kinderen worden gedwongen om te vechten. 
- Kinderen zijn niet vrij om hun eigen keuzes te maken (of: om hun eigen muziekkeuze/ kledingkeuze te bepalen).

Slide 9 - Slide

Vraag 8
a. Je geeft één van de volgende antwoorden (1 punt): - Benjamin is lang. - Benjamin heeft grote handen. 

b. Je noemt een aangeleerde eigenschap van Benjamin. 1 punt Voorbeeldantwoorden: - Hij kan goed basketballen. - Hij is sterk/snel.

Slide 10 - Slide

Vraag 9
Antwoord A, (1 punt)

Slide 11 - Slide

Vraag 10
Noem 2 voorbeelden van de waarde "gezondheid" (2 punten)
Voorbeelden:
- Niet roken
-Niet drinken
- gezond eten (groente eten, fruit eten) 
- sporten (hardlopen elke ochtend) 

Slide 12 - Slide

Vraag 11 (moeilijk)
beschrijf een situatie waarbij 2 mensen een conflict hebben, omdat ze andere normen en waarden hebben. 
Denk aan normen en waarden als: privacy, gezondheid, vrijheid etc. 
Voorbeeld: Jan wilt voor de veiligheid een camera in zijn tuin hangen. Zijn buurvrouw Eline wilt dit niet en is bang dat zij gefilmd kan worden in haar eigen huis. 

Slide 13 - Slide

Vraag 12
a. Antwoord: Een regel die in een wetboek is vastgelegd. 1 punt

b. Antwoord: Regels en wetten zijn opgesteld om duidelijkheid (ook goed: orde/veiligheid) te scheppen. 2 punten

Slide 14 - Slide

Lever de blaadjes in
Heb je nog vragen? stel ze dan bij de docent aan het bureau. 

Slide 15 - Slide


Thema 2 - Samenleving - les 1 - Samenleven

Slide 16 - Slide

Terugblik
In de vorige les(sen) hebben wij:

  • Gereflecteerd op thema 1;
  • thema 1 afgerond door de toets te maken.

Slide 17 - Slide

Lesprogramma
  • leer- en lesdoelen
  • Startopdracht
  • Opdracht 'de samenleving'
  • Opdracht 'tolerantie'
  • Opdracht '(a)sociaal gedrag'
  • Bespreken les- en leerdoelen 

Slide 18 - Slide


  • Heb ik geleerd wat een samenleving is;
  • heb ik geleerd waarom tolerantie in een samenleving  belangrijk is;
  • wanneer er sprake is van asociaal gedrag. 

Slide 19 - Slide

lesdoelen
Aan het einde van les heb ik geoefend:

  • Om op basis van een stelling argumenten voor en tegen een stelling te bedenken;
  • met het overleggen met een klasgenoot.

Slide 20 - Slide

Wat zijn typisch Nederlandse dingen?
Noem er 3 en leg uit waarom deze dingen typisch Nederlands zijn.

Slide 21 - Open question

Startopdracht
  • Maak in tweetallen de startopdracht. 
  • Leg vooral goed uit waarom jullie deze dingen typisch Nederlands vinden. 
  • Denk aan het schrijven van hele zinnen. 
  • Denk aan hoofdletters en punten. 

Slide 22 - Slide

Theorie 1: Samenleving
Een samenleving is een groep mensen die samen in een land of gebied leven. Jij bent onderdeel van de Nederlands samenleving. Net als alle mensen die je op school, op je werk en op straat tegenkomt. 

Maak opdracht 1 zelfstandig op blz. 47

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Theorie 2: Tolerantie
Een samenleving bestaat uit allerlei verschillende mensen. Om met elkaar te kunnen samenleven is het belangrijk dat mensen verschillen van elkaar accepteren. Die noem je tolerantie.
Je bent tolerant als je bijvoorbeeld accepteert dat iemand een ander geloof heeft dan jij. 

Opdracht 2 is een klassikale opdracht. Maak eerst vraag a, b, c, en d zelfstandig. Daarna maken we klassikaal vraag f en g.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Welk gedrag uit de filmpjes vind je asociaal en waarom?
Ben je zelf wel eens asociaal behandeld? Hoe reageerde je toen? Gedraag jij je wel eens asociaal?

Slide 30 - Open question

Theorie 3: Asociaal gedrag
Om met andere mensen te kunnen samenleven is het nodig dat je rekening met hen houdt. Je kunt bijvoorbeeld van je fiets of scooter afstappen, als het erg druk is in een winkelstraat. Rijd je er toch op volle snelheid doorheen, dan vertoon je asociaal gedrag. Asociaal gedrag is gedrag waarbij je geen rekening houdt met de mensen om je heen. 

Maak opdracht 3 samen met een klasgenoot. blz. 51

Slide 31 - Slide


  • Heb ik geleerd wat een samenleving is;
  • heb ik geleerd waarom tolerantie in een samenleving belangrijk is;
  • wanneer er sprake is van asociaal gedrag. 

Slide 32 - Slide

lesdoelen
Aan het einde van les heb ik:

  • op basis van een stelling argumenten voor en tegen een stelling bedacht;
  • overleg gehad met een klasgenoot.

Slide 33 - Slide